Einde inhoudsopgave
Inkwartieringswet
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
06-11-1997, Stb. 1997, 510 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25280)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-1997, Stb. 1997, 581 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De onder b van artikel 36 bedoelde maatregel brengt voor de eigenaar of houder van het goed de verplichting mede hetzelve aanwezig te doen zijn ten tijde en ter plaatse als hem schriftelijk is medegedeeld, en toe te laten dat het goed door daartoe door Onze Minister aangewezen personen wordt onderzocht, of toe te laten dat het goed ter plaatse waar het zich bevindt een zodanig onderzoek ondergaat. Hiertoe is degene, die het goed onder zich heeft, verplicht aan de eigenaar of houder de noodzakelijke medewerking te verlenen en een onderzoek ter plaatse waar het goed zich bevindt toe te laten.
2.
Een ieder is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde personen desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen en alle bescheiden te tonen, welke voor de keuring nodig worden geacht en betrekking hebben op het goed.