Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 5.25 Vaststellen uitgaven en inkomsten personeels- en exploitatiekosten
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 28-10-2020, Stb. 437.
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente die een of meer scholen in stand houdt, stelt jaarlijks voor die scholen voorlopig vast:
- a.
het totaal van de uitgaven voor personeelskosten in het voorafgaande kalenderjaar;
- b.
het totaal van de uitgaven voor exploitatiekosten in het voorafgaande kalenderjaar;
- c.
het totaal van de ontvangen bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.4 en 5.5, alsmede de bedragen die krachtens artikel 5.39, tweede lid, tweede volzin, voor de kosten van personeel of exploitatie worden aangewend;
- d.
het totaal van de ontvangen aanvullende bekostiging, bedoeld in de artikelen 5.9 en 5.10;
- e.
het totaal van de bedragen die de gemeente in het voorgaande kalenderjaar heeft uitgegeven voor de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.32; en
- f.
een staat van voorzieningen die zijn ingesteld voor het openbaar onderwijs.
2.
Indien de gemeente een deel van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c of d, toevoegt aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat lid, onderdeel a, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld de onderdelen b of e van dat lid. Indien de gemeente bedragen aan een voorziening onttrekt, worden deze aangemerkt als ontvangsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c of d.
3.
Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c, d en e, blijven buiten beschouwing de uitgaven en ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 5.4, vierde lid, onderdeel g.
4.
Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en e blijven buiten beschouwing:
- a.
de uitgaven die worden gedekt door bijdragen van derden;
- b.
de uitgaven die worden gedekt door ontvangsten op grond van een besluit als bedoeld in artikel 5.23, vijfde lid, tweede volzin; en
- c.
de uitgaven voor de voorzieningen waarvoor het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school op grond van de regeling, bedoeld in artikel 5.24, een aanvraag bij de gemeente kon indienen, gedurende de periode waarvoor de aanvraag kon worden gedaan.
5.
Indien de gemeente een deel van de bekostiging voor personeel of exploitatie overdraagt aan een ander bevoegd gezag, geldt dat deel als een uitgave als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b. Indien een ander bevoegd gezag een deel van de bekostiging voor personeel en exploitatie overdraagt aan de gemeente, geldt dat deel als een ontvangst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.