Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 3 Ambten van rechter en advocaat-generaal
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Elk lid van het Gerecht oefent in beginsel het ambt van rechter uit.
2.
De leden van het Gerecht worden hierna ‘rechter’ genoemd.
3.
Elke rechter, met uitzondering van de president, de vicepresident en de kamerpresidenten van het Gerecht, kan het ambt van advocaat-generaal uitoefenen, volgens de bepalingen van de artikelen 30 tot en met 31 ter.
4.
De verwijzingen in dit Reglement naar de advocaat-generaal zien enkel op het geval dat een rechter als advocaat-generaal is aangewezen.