Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
Artikel 13 ter Herzieningsprocedure
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2022
- Bronpublicatie:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Inwerkingtreding
03-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
1.
Bij geschillen tussen een lidstaat en de Commissie over traditionele eigen middelen die aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn, kan de lidstaat de Commissie verzoeken haar beoordeling binnen zes maanden na ontvangst ervan te herzien. Dit verzoek vermeldt de redenen voor de gevraagde herziening en bevat de bewijsstukken en ondersteunende documenten waarop het is gebaseerd. Het verzoek en de daaruit voortvloeiende procedure doen geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om eigen middelen ter beschikking te stellen wanneer deze aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn.
2.
Binnen drie maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in lid 1 stelt de Commissie de betrokken lidstaat in kennis van haar opmerkingen over de in het verzoek vermelde redenen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie die termijn één keer met drie maanden verlengen en de betrokken lidstaat daarvan in kennis stellen.
3.
Indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt, gaat de in lid 2 bedoelde termijn in op de datum van ontvangst van de gevraagde aanvullende informatie. De betrokken lidstaat verstrekt de aanvullende informatie binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie om aanvullende informatie. Op verzoek van de betrokken lidstaat verlengt de Commissie die termijn eenmaal met nog eens drie maanden.
4.
Indien een lidstaat geen aanvullende informatie kan verstrekken, kan hij de Commissie daarvan in kennis stellen. De Commissie zal dan haar opmerkingen overmaken op basis van de beschikbare informatie. De in lid 2 bedoelde termijn gaat in dat geval in op de datum van ontvangst van die kennisgeving.
5.
De herzieningsprocedure eindigt uiterlijk twee jaar nadat de lidstaat het in lid 1 bedoelde verzoek om herziening heeft verzonden.
6.
Een lidstaat kan eenmaal per jaar verzoeken om een vergadering op hoog niveau met de Commissie om de stand van zaken te bespreken van zaken die aan de herzieningsprocedure onderworpen zijn of waren, en om deze te onderzoeken teneinde de respectieve standpunten te heroverwegen en te proberen tot een akkoord te komen.
7.
In het kader van een mogelijke herziening van deze verordening of uiterlijk eind 2026 voert de Commissie een beoordeling uit van de werking van de in dit artikel bedoelde herzieningsprocedure. Deze beoordeling omvat overleg met de lidstaten en houdt rekening met hun bevindingen en standpunten. De Commissie doet zo nodig voorstellen om de werking van de herzieningsprocedure te verbeteren.