Einde inhoudsopgave
Wet bescherming Antarctica
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2001
- Bronpublicatie:
05-03-1998, Stb. 1998, 220 (uitgifte: 21-04-1998, kamerstukken: 25211)
- Inwerkingtreding
01-04-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2000, Stb. 2000, 444 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In een vergunning wordt duidelijk aangegeven waarop zij betrekking heeft. De aanvraag om de vergunning maakt deel uit van de vergunning, voor zover dat in de vergunning is aangegeven.
2.
Een vergunning kan in het belang van de bescherming van het Antarctisch milieu onder beperkingen worden verleend.
3.
Aan een vergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn ter bescherming van het Antarctisch milieu. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die een activiteit voor het Antarctisch milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen.