Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2011
- Bronpublicatie:
06-07-2011, Stb. 2011, 364 (uitgifte: 19-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2011, Stb. 2011, 364 (uitgifte: 19-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het aspect diagnostiek en behandeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van dat aspect, volgens de vigerende beroeps- en gezondheidszorgstandaarden, op methodische wijze de volgende interventies voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren, bij te stellen en af te ronden:
- a.
het in het kader van het fysiotherapeutische onderzoek bij de patiënt afnemen van een anamnese;
- b.
het stellen van een fysiotherapeutische diagnose;
- c.
het opstellen van een behandelplan of advies;
- d.
het zo nodig afstemmen met andere disciplines;
- e.
het behandelen van de patiënt door middel van begeleiding, oefening en sturing, manuele verrichtingen, fysische therapie in engere zin of advies en voorlichting;
- f.
het registreren en evalueren van de gegevens met betrekking tot de behandeling;
- g.
het met andere zorgverleners waarborgen van effectieve en efficiënte fysiotherapeutische zorg;
- h.
het zo nodig verwijzen naar een andere zorgverlener.
2.
Het aspect communicatie en samenwerking is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
effectief te communiceren met de patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met diens naaste betrekkingen;
- b.
in het kader van formele relaties intern en extern te communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of instanties in de gezondheidszorg;
- c.
een functionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aan te gaan, te onderhouden en af te ronden;
- d.
met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in en buiten de organisatie waarvoor de betrokkene werkt professioneel samen te werken.
3.
Het aspect preventie en gezondheidsvoorlichting is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
in het kader van preventie doelgerichte voorlichting te geven aan de patiënt en deze te helpen bij diens besluitvorming over het toepassen van preventieve maatregelen;
- b.
in het kader van therapietrouw en veranderingen ten aanzien van houdings- en bewegingsgedrag de patiënt tijdens de behandeling op methodische wijze voor te lichten en te begeleiden;
- c.
bij te dragen aan het opstellen en implementeren van het preventiebeleid van de organisatie waarvoor de betrokkene werkt.
4.
Het aspect kwaliteitszorg en innovatie is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
de eigen zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren, daaraan conclusies te verbinden en deze zo nodig planmatig te verbeteren;
- b.
aan de patiënt verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen;
- c.
een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening binnen de organisatie waarvoor de betrokkene werkt en in dat kader de zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren en daaraan conclusies te verbinden;
- d.
algemeen maatschappelijke en beroepsspecifieke innovaties te integreren in het eigen professionele handelen.
5.
Het aspect praktijk- en bedrijfsvoering is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
vanuit een zorgperspectief een bijdrage te leveren aan het zorgbeleid, de praktijkvoering en het beheer van de organisatie waarvoor de betrokkene werkt;
- b.
al dan niet met anderen tot een effectieve, efficiënte en hygiënische praktijk- en bedrijfsvoering te komen met behulp van ICT;
- c.
effectief leergedrag bij stagiaires en nieuwe collega’s te stimuleren, zodat beginnende fysiotherapeuten op professionele wijze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie waarvoor zij werken;
- d.
middelen en materialen te beheren, zodat de dienstverlening aan de patiënt vanuit de organisatie effectief en efficiënt verloopt;
- e.
nieuw beleid te volgen en te initiëren zodat de dienstverlening in de toekomst gewaarborgd wordt.
6.
Het aspect beroepsontwikkeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
het beroep uit te oefenen overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen, de stand van de wetenschap en de geldende waarden en opvattingen die patiëntenorganisaties hebben ten aanzien van fysiotherapeutische zorg;
- b.
ethische vraagstukken die zich voordoen bij de fysiotherapeutische handelingen te onderkennen en hanteren;
- c.
te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de fysiotherapeutische beroepsuitoefening;
- d.
te handelen vanuit een juist inzicht in de epidemiologie van aandoeningen met betrekking tot de houding en de beweging van het lichaam en de behoefte aan fysiotherapeutische zorg van de bevolking als geheel en de mogelijkheden om zodanige zorg te bieden, zowel collectief als individueel;
- e.
prioriteiten te stellen voor het verlenen van fysiotherapeutische zorg in overeenstemming met de noodzaak tot behandeling en de vraag naar fysiotherapeutische zorg van de patiënt;
- f.
te handelen vanuit een juist inzicht in de structuur en financiering van de gezondheidszorg voor zover betrekking hebbende op fysiotherapeutische zorg;
- g.
op een wetenschappelijke en effectieve manier informatie te verwerven, te verwerken en toe te passen in het beroepsmatige handelen;
- h.
te reflecteren op het eigen beroepsmatige handelen en dit op basis hiervan verder te ontwikkelen;
- i.
de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen op basis van nieuwe situaties in de samenleving of het beroepsdomein;
- j.
anderen te begeleiden in hun beroepsontwikkeling;
- k.
bij te dragen aan de ontwikkeling van de professie.