Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:111aa.0 [Bepaling toetsingsvermogen beleggingsonderneming]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Met inachtneming van artikel 41 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen kan de Nederlandsche Bank voor een beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen de hoogte, samenstelling en verdeling van het toetsingsvermogen bepalen dat zij passend vindt, en stelt zij, voor zover nodig, met het oog daarop een richtsnoer op en deelt die mede aan de beleggingsonderneming.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van beleggingsondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 12, eerste lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen om als kleine en niet-verweven beleggingsonderneming aangemerkt te worden.