Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:13a [Uitgezonderde entiteiten]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
11-05-2022, Stb. 2022, 197 (uitgifte: 27-05-2022, kamerstukken: 35950)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2022, Stb. 2022, 280 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van beheerders van belegginginstellingen is niet van toepassing op:
- a.
entiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
- b.
holdings als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel o, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
- c.
supranationale organisaties en daarmee vergelijkbare internationale organisaties die een beleggingsinstelling beheren voor zover de beleggingsinstelling in het algemeen belang handelt;
- d.
nationale, regionale en lokale overheden van de lidstaten en organen of andere instellingen die fondsen ter ondersteuning van socialezekerheids- en pensioenstelsels beheren;
- e.
werknemersparticipatie- of werknemersspaarplannen;
- f.
entiteiten met als enig doel het verrichten van securisaties of securitisatietransacties als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (herschikking) (PbEU 2013, L 297); en
- g.
beheerders van beleggingsinstellingen voor zover zij beleggingsinstellingen beheren waarin uitsluitend wordt belegd door de beheerders, hun moedermaatschappijen, hun dochtermaatschappijen of andere dochtermaatschappijen van de moedermaatschappijen, indien deze beheerders, moedermaatschappijen of dochtermaatschappijen zelf geen beleggingsinstelling zijn.
2.
In afwijking van artikel 1:2, eerste lid, is het ingevolge dit deel en de hoofdstukken 5.1, 5.1a, 5.3 en 5.5 bepaalde ten aanzien van beheerders van belegginginstellingen niet van toepassing op de centrale banken van de lidstaten.