Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 996/2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-12-2010
- Bronpublicatie:
20-10-2010, PbEU 2010, L 295 (uitgifte: 12-11-2010, regelingnummer: 996/2010)
- Inwerkingtreding
02-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2010, PbEU 2010, L 295 (uitgifte: 12-11-2010, regelingnummer: 996/2010)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
(voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Om te garanderen dat de veiligheid van de burgerluchtvaart in Europa van hoog niveau is, moeten alle nodige maatregelen worden genomen om het aantal ongevallen en incidenten te doen afnemen, zodat de burgers vertrouwen in de luchtvaart kunnen hebben.
- (2)
Snelle veiligheidsonderzoeken van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart verbeteren de veiligheid van de luchtvaart en helpen herhaling van ongevallen en incidenten te voorkomen.
- (3)
Melding, analyse en verspreiding van de bevindingen van veiligheidsincidenten zijn van fundamenteel belang voor de verbetering van de veiligheid in de luchtvaart. Daarom moet de Commissie vóór 31 december 2011 een voorstel tot herziening van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (4) indienen.
- (4)
Veiligheidsonderzoeken mogen alleen tot doel hebben in de toekomst ongevallen en incidenten te voorkomen, zonder schuld of aansprakelijkheid vast te stellen.
- (5)
Voorts moet rekening worden gehouden met het op 7 december 1944 in Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (‘het Verdrag van Chicago’), dat voorziet in de uitvoering van maatregelen die nodig zijn om het veilig gebruik van luchtvaartuigen te verzekeren; met name moet rekening worden gehouden met bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago en de latere wijzigingen daarvan, waarin internationale normen en aanbevolen werkwijzen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de luchtvaart worden vastgesteld en de betekenis van de daarin gebruikte begrippen ‘staat van registratie’, ‘staat van exploitatie’, ‘staat van ontwerp’, ‘staat van vervaardiging’ en ‘staat van het ongeval of incident’ wordt vastgelegd.
- (6)
Volgens de in bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago genoemde internationale normen en aanbevolen werkwijzen moet het onderzoek van ongevallen en ernstige incidenten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de staat waar het ongeval of het ernstige incident plaatsvond, of van de staat van registratie als niet onomstotelijk vastgesteld kan worden dat de plaats van het ongeval of het ernstige incident op het grondgebied van enige staat ligt. Een staat kan de uitvoering van het onderzoek delegeren aan een andere staat of om bijstand verzoeken. Veiligheidsonderzoeken in de Unie dienen op overeenkomstige wijze verricht te worden.
- (7)
De lessen die zijn geleerd bij de uitvoering van Richtlijn 94/56/EG van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart (5), moeten worden gebruikt om de systemen voor onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart in de Unie efficiënter te maken.
- (8)
Daarbij moet rekening worden gehouden met de wijzigingen die het institutionele en het regelgevingskader voor de veiligheid van de burgerluchtvaart in de Unie sinds de vaststelling van Richtlijn 94/56/EG hebben ondergaan, en, in het bijzonder, met de oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (‘EASA’). Aangezien de veiligheid van de luchtvaart steeds meer op het niveau van de Unie wordt geregeld, moet ook rekening worden gehouden met de EU- dimensie van veiligheidsaanbevelingen.
- (9)
Het EASA voert namens de lidstaten de taken van het land van ontwerp, vervaardiging of registratie uit wanneer deze betrekking hebben op de goedkeuring van ontwerpen, zoals gespecificeerd in het Verdrag van Chicago en de bijlage daarbij. Het EASA moet derhalve overeenkomstig bijlage 13 van het Verdrag van Chicago worden verzocht om deel te nemen aan een veiligheidsonderzoek om binnen de grenzen van zijn bevoegdheden bij te dragen tot de efficiëntie van dat onderzoek en de veiligheid van het ontwerp van het luchtvaartuig te garanderen, zonder de onafhankelijke status van het onderzoek in gevaar te brengen. Ook de nationale burgerluchtvaartautoriteiten moet worden verzocht deel te nemen aan veiligheidsonderzoeken.
- (10)
Gezien hun veiligheidsverantwoordelijkheden moeten personen die door het EASA en de nationale burgerluchtvaartautoriteiten zijn aangewezen, toegang hebben tot informatie die van belang is om de doeltreffendheid van de veiligheidseisen te beoordelen.
- (11)
Om ongevallen en incidenten in de luchtvaart beter te kunnen voorkomen moet het EASA in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ook deelnemen aan de uitwisseling en analyse van gegevens in het kader van de systemen voor de melding van voorvallen overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG, waarbij belangenconflicten vermeden moeten worden. Deze gegevens moeten adequaat worden beschermd tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking.
- (12)
Erkend wordt dat de deelneming van het EASA en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de uitwisseling en analyse van informatie die onder Richtlijn 2003/42/EG valt, bij veiligheidsonderzoeken benut kan worden door online-toegang tot de relevante met veiligheid verband houdende informatie in het centrale register voor informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart.
- (13)
Het toepassingsgebied van de veiligheidsonderzoeken moet worden bepaald door de lessen die uit deze onderzoeken kunnen worden getrokken met het oog op de verbetering van de veiligheid van de luchtvaart, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de behoefte aan kostenefficiënte benutting van de onderzoeksmiddelen in de Unie.
- (14)
Om belangenconflicten en eventuele externe inmenging bij de vaststelling van de oorzaken van de onderzochte voorvallen te voorkomen, moeten veiligheidsonderzoeken van ongevallen en incidenten door of onder toezicht van een onafhankelijke instantie voor veiligheidsonderzoek worden uitgevoerd.
- (15)
De veiligheidsonderzoeksinstanties vormen de spil van het veiligheidsonderzoekproces. Hun werk is van doorslaggevend belang voor het vaststellen van de oorzaken van een ongeval of ernstig incident. Het is dan ook van wezenlijk belang dat zij hun onderzoek volstrekt onafhankelijk kunnen verrichten en dat zij over de financiële en personele middelen beschikken om een goed en doelmatig onderzoek in te stellen.
- (16)
De capaciteit van de veiligheidsonderzoeksinstanties van de lidstaten moet worden versterkt; bovendien is samenwerking tussen deze instanties noodzakelijk om het onderzoek en de preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart in de Unie efficiënter te maken.
- (17)
De coördinerende rol van de veiligheidsonderzoeksinstanties moet worden erkend en versterkt in een Europese context om echte toegevoegde waarde voor de luchtvaartveiligheid te scheppen door voort te bouwen op de al bestaande samenwerking tussen deze instanties en de in de lidstaten beschikbare onderzoeksmiddelen, die zo kostenefficiënt mogelijk moeten worden aangewend. Deze erkenning en versterking kan het best worden verwezenlijkt door een Europees netwerk van instanties voor veiligheidsonderzoek in de burgerluchtvaart (‘het netwerk’) met een duidelijk omschreven functie en taken.
- (18)
Het netwerk moet zijn coördinerende activiteiten op transparante en onafhankelijke wijze uitvoeren en moet actief worden gesteund door de Unie.
- (19)
De doelstellingen van deze verordening kunnen beter worden verwezenlijkt via samenwerking met derde landen, die toestemming kunnen krijgen om als waarnemers deel te nemen aan de werkzaamheden van het netwerk.
- (20)
Daar het van wezenlijk belang is te zorgen voor duidelijke rechten voor het veiligheidsonderzoek, dienen de lidstaten, met inachtneming van de geldende wetgeving ten aanzien van de bevoegdheden van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het gerechtelijk onderzoek, en, in voorkomend geval, in nauwe samenwerking met deze autoriteiten, ervoor te zorgen dat de veiligheidsonderzoekinstanties hun taak onder zo goed mogelijke omstandigheden kunnen vervullen in het belang van de burgerluchtvaart. De veiligheidsonderzoeksinstanties moeten daarom onmiddellijk onbeperkte toegang tot de plaats van het ongeval krijgen en over alle middelen kunnen beschikken die nodig zijn om aan de eisen van een veiligheidsonderzoek te voldoen, zonder dat evenwel de doelstellingen van een gerechtelijk onderzoek in gevaar worden gebracht.
- (21)
Efficiënt veiligheidsonderzoek is alleen mogelijk als belangrijk bewijsmateriaal goed wordt bewaard.
- (22)
Het systeem voor veiligheid van de burgerluchtvaart is gebaseerd op feedback en lessen die zijn getrokken uit ongevallen en incidenten; een en ander vereist strikte toepassing van de geldende regels inzake vertrouwelijkheid teneinde te garanderen dat deze waardevolle bronnen van informatie ook in de toekomst beschikbaar zijn; in deze context moet gevoelige veiligheidsinformatie op adequate wijze worden beschermd.
- (23)
Bij een ongeval zijn verschillende openbare belangen aan de orde, zoals de preventie van toekomstige ongevallen en een behoorlijke rechtsbedeling. Deze belangen overstijgen de individuele belangen van de betrokken partijen alsook het specifieke voorval. Om het algemene openbaar belang te beschermen is een juist evenwicht nodig tussen alle belangen.
- (24)
In de burgerluchtvaart moet ook gezorgd worden voor een niet-bestraffend klimaat dat spontane melding van voorvallen bevordert en zo bijdraagt tot de ontwikkeling van een ‘cultuur van billijkheid’.
- (25)
De informatie die een persoon in het kader van een veiligheidsonderzoek verstrekt mag niet tegen die persoon worden gebruikt, met volledige inachtneming van de grondwettelijke beginselen en het nationale recht.
- (26)
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben het aantal gevallen waarin besloten kan worden tot openbaarmaking van in een veiligheidsonderzoek verkregen informatie te beperken, zonder dat dit ten kosten mag gaan van de soepele werking van het justitiële stelsel.
- (27)
Om ongevallen en incidenten te voorkomen, is het van belang dat relevante informatie, in het bijzonder verslagen en aanbevelingen voor de veiligheid die worden gedaan op grond van veiligheidsonderzoek, zo snel mogelijk bekend worden gemaakt.
- (28)
De veiligheidsaanbevelingen die voortvloeien uit onderzoeken van ongevallen of ernstige incidenten dan wel andere bronnen, zoals veiligheidsstudies, moeten altijd in aanmerking worden genomen door de bevoegde instanties en in voorkomend geval in maatregelen omgezet worden om ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart afdoende te voorkomen.
- (29)
Vooruitgang in het onderzoek zowel bij de positiebepaling van luchtvaartuigen in realtime als bij de toegang tot gegevens in de vluchtrecorders zonder dat zij fysiek voorhanden hoeven te zijn, moet worden bevorderd om de middelen waarover de onderzoekers beschikken om de oorzaken van een ongeval te achterhalen, te verbeteren en meer capaciteit te hebben om te voorkomen dat incidenten zich herhalen. Dit zou een belangrijke vooruitgang op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart zijn.
- (30)
Uit ervaring is gebleken dat het soms moeilijk is snel betrouwbare lijsten te krijgen van personen die zich aan boord van een luchtvaartuig bevinden, maar tevens dat het belangrijk is een termijn vast te leggen vanaf welke bij de luchtvaartmaatschappij een lijst kan worden opgevraagd. Bovendien moeten de gegevens op die lijsten worden beschermd tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking. Tevens moet informatie beschikbaar zijn over de gevaarlijke goederen aan boord van een bij een ongeval betrokken vliegtuig, om de risico's voor veiligheidsonderzoekers op de plaats van het voorval zo klein mogelijk te maken.
- (31)
Het is moeilijk om snel de juiste contactpersoon te vinden, die moet worden gewaarschuwd dat een passagier bij een vliegtuigongeval aan boord is. Passagiers moeten derhalve de mogelijkheid krijgen om een contactpersoon aan te wijzen.
- (32)
De bijstand aan slachtoffers van luchtvaartongevallen en hun familieleden moet adequaat worden omschreven.
- (33)
De wijze waarop een ongeval en de gevolgen ervan door lidstaten en luchtvaartmaatschappijen worden afgehandeld, is doorslaggevend. De lidstaten moeten hiervoor een noodplan hebben dat met name voorziet in snelle hulpverlening op de luchthaven en het verlenen van bijstand aan de slachtoffers van burgerluchtvaartongevallen en hun familieleden. Luchtvaartmaatschappijen moeten ook een plan hebben voor bijstand aan de slachtoffers van ongevallen in de burgerluchtvaart en hun familieleden. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ondersteuning van en communicatie met slachtoffers en hun familieleden en hun verenigingen.
- (34)
De in de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie vastgelegde voorschriften betreffende gegevens, gegevensverwerking en de bescherming van personen moeten volledig worden nageleefd bij de toepassing van onderhavige verordening.
- (35)
Het moet in het bijzonder mogelijk zijn om boeten op te leggen aan personen die in strijd met deze verordening informatie openbaar maken die krachtens deze verordening beschermd is; die de activiteiten van een veiligheidsonderzoeksinstantie hinderen door de onderzoekers te beletten hun taken uit te voeren of door te weigeren nuttige opnames, belangrijke informatie en documenten te verstrekken of door deze te verbergen, te wijzigen of te vernietigen; of die weten dat een ongeval of ernstig incident heeft plaatsgevonden, maar dit niet aan de bevoegde instanties hebben gemeld.
- (36)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van onderzoek inzake de veiligheid in de burgerluchtvaart, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de Europese werkingssfeer en gevolgen van deze verordening, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat onderhavige verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (37)
Richtlijn 94/56/EG dient derhalve te worden ingetrokken.
- (38)
De ministeriële verklaring over de luchthaven van Gibraltar waarover op 18 september 2006 te Cordoba een akkoord is bereikt tijdens de eerste ministeriële bijeenkomst van het Forum voor dialoog over Gibraltar, zal de op 2 december 1987 te Londen afgelegde gemeenschappelijke verklaring over de luchthaven van Gibraltar vervangen, en de volledige naleving ervan zal als de naleving van de verklaring van 1987 worden beschouwd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 27 mei 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB C 132 van 21.5.2010, blz. 1.
Standpunt van het Europees Parlement van 21 september 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 oktober 2010.
PB L 167 van 4.7.2003, blz. 23.
PB L 319 van 12.12.1994, blz. 14.