Einde inhoudsopgave
Algemene nabestaandenwet
Artikel 28 [Beëindiging wezenuitkering]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1996
- Bronpublicatie:
21-12-1995, Stb. 1995, 690 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken: 24169)
- Inwerkingtreding
01-07-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-06-1996, Stb. 1996, 305 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Het recht op wezenuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin niet langer aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een wezenuitkering, bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, wordt voldaan.
2.
Het recht op wezenuitkering herleeft met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind weer aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een wezenuitkering voldoet.
3.
Een kind wordt niet langer als ouderloos aangemerkt:
- a.
in geval van erkenning van het kind; of
- b.
wanneer het wordt geadopteerd met ingang van de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
4.
Ontkenning van het door erkenning ontstane vaderschap doet het recht op wezenuitkering, zo dit nog zou hebben bestaan indien geen erkenning had plaatsgevonden, herleven met ingang van de dag, waarop de beschikking waarbij de ontkenning is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan.
5.
Herroeping van adoptie als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, doet het recht, zo dit nog zou hebben bestaan, indien geen adoptie zou hebben plaatsgevonden, herleven met ingang van de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.