Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 10.17 [Verbod radioapparaten voor uitzendingen vanaf schepen of luchtvaartuigen]
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2016
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 10.11. De tekst van dit artikel is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
03-02-2016, Stb. 2016, 58 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken: 34260)
- Inwerkingtreding
28-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2016, Stb. 2016, 535 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Het is verboden:
- a.
een radioapparaat te gebruiken om aan boord van een schip of luchtvaartuig buiten elk nationaal gebied programma's uit te zenden;
- b.
een radioapparaat, bestemd voor een gebruik als onder a bedoeld, te exploiteren;
- c.
een radioapparaat ter beschikking te stellen of aan te leggen in de wetenschap, dat het is bestemd voor een gebruik als bedoeld onder a;
- d.
een schip of luchtvaartuig ter beschikking te stellen in de wetenschap, dat dit is bestemd om aan boord daarvan uitzendingen te doen als onder a bedoeld.
2.
Het is verboden aan overtreding van een der in het eerste lid bedoelde verboden opzettelijk mee te werken door daarbij behulpzaam te zijn dan wel daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Als handelingen van medewerking worden in elk geval beschouwd:
- a.
het ter beschikking stellen van materiaal ten behoeve van het schip of luchtvaartuig dan wel van het radioapparaat;
- b.
het onderhouden of herstellen van het schip of luchtvaartuig dan wel van het radioapparaat;
- c.
het bevoorraden van het schip of luchtvaartuig;
- d.
het vervoeren van personen of goederen naar of van het schip of luchtvaartuig dan wel het ter beschikking stellen van middelen tot dat vervoer;
- e.
het vervaardigen van programma's of onderdelen daarvan, bestemd om te worden uitgezonden;
- f.
het geven van opdrachten tot het uitzenden van programma's of onderdelen daarvan dan wel het verlenen van bemiddeling bij het verkrijgen van zodanige opdrachten.
3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing, indien de aldaar bedoelde handelingen worden verricht teneinde in geval van nood het schip of luchtvaartuig bij te staan of mensenlevens te beschermen.
4.
Onder schip of luchtvaartuig wordt in dit artikel mede begrepen elk ander drijvend of door de lucht gedragen voorwerp.