Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/2033 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014
Artikel 6 Vrijstellingen
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2019
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2033)
- Inwerkingtreding
25-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2033)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De bevoegde autoriteiten kunnen een beleggingsonderneming vrijstelling verlenen van de toepassing van artikel 5 ten aanzien van de delen twee, drie, vier, zes en zeven, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de beleggingsonderneming voldoet aan de in artikel 12, lid 1, bepaalde voorwaarden om gekwalificeerd te worden als een kleine en niet-verweven beleggingsonderneming;
- b)
een van de volgende voorwaarden is vervuld:
- i)
de beleggingsonderneming is een dochteronderneming en wordt meegenomen in het toezicht op geconsolideerde basis op een kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding, overeenkomstig de bepalingen van deel één, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- ii)
de beleggingsonderneming is een dochteronderneming en maakt deel uit van een beleggingsondernemingsgroep die op geconsolideerde basis onder toezicht valt overeenkomstig artikel 7;
- c)
zowel de beleggingsonderneming als haar moederonderneming valt onder de vergunningvereisten en het toezicht van dezelfde lidstaat;
- d)
de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op een geconsolideerde basis overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 of overeenkomstig artikel 7 van onderhavige verordening stemmen in met deze vrijstelling;
- e)
het eigen vermogen is adequaat verdeeld tussen de moederonderneming en de beleggingsonderneming, en aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
er zijn momenteel of naar verwachting in de toekomst geen materiële, praktische of juridische belemmeringen voor een onmiddellijke overdracht van kapitaal of terugbetaling van vreemd vermogen door de moederonderneming;
- ii)
na voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit verklaart de moederonderneming dat zij garant staat voor de door de beleggingsonderneming aangegane verplichtingen ofwel dat de risico's ten aanzien van de beleggingsonderneming verwaarloosbaar zijn;
- iii)
de beleggingsonderneming wordt meegenomen in de risicobeoordelings-, de risicometings- en de risicobeheersingsprocedure van de moederonderneming; en
- iv)
de moederonderneming bezit meer dan 50 % van de stemrechten die verbonden zijn aan aandelen in het kapitaal van de beleggingsonderneming of heeft het recht om een meerderheid van de leden van het leidinggevende orgaan van de beleggingsonderneming aan te stellen of te ontslaan.
2.
De bevoegde autoriteiten kunnen beleggingsondernemingen vrijstellen van de toepassing van artikel 5 ten aanzien van deel zes, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de beleggingsonderneming voldoet aan de in artikel 12, lid 1, bepaalde voorwaarden om gekwalificeerd te worden als een kleine en niet-verweven beleggingsonderneming;
- b)
de beleggingsonderneming is een dochteronderneming en wordt meegenomen in het toezicht op geconsolideerde basis op een verzekerings- of herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 228 van Richtlijn 2009/138/EG;
- c)
zowel de beleggingsonderneming als haar moederonderneming valt onder de vergunningvereisten en het toezicht van dezelfde lidstaat;
- d)
de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG stemmen in met deze vrijstelling;
- e)
het eigen vermogen is adequaat verdeeld tussen de moederonderneming en de beleggingsonderneming en aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
er zijn momenteel of naar verwachting in de toekomst geen materiële, praktische of juridische belemmeringen voor een onmiddellijke overdracht van kapitaal of terugbetaling van vreemd vermogen door de moederonderneming;
- ii)
na voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit verklaart de moederonderneming dat zij garant staat voor de door de beleggingsonderneming aangegane verplichtingen ofwel dat de risico's ten aanzien van de beleggingsonderneming verwaarloosbaar zijn;
- iii)
de beleggingsonderneming wordt meegenomen in de risicobeoordelings-, de risicometings- en de risicobeheersingsprocedure van de moederonderneming; en
- iv)
de moederonderneming bezit meer dan 50 % van de stemrechten die verbonden zijn aan aandelen in het kapitaal van de beleggingsonderneming of heeft het recht om een meerderheid van de leden van het leidinggevende orgaan van de beleggingsonderneming aan te stellen of te ontslaan.
3.
De bevoegde autoriteiten kunnen beleggingsondernemingen vrijstellen van de toepassing van artikel 5 ten aanzien van deel vijf mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de beleggingsonderneming wordt meegenomen in het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig deel één, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of maakt deel uit van een beleggingsondernemingsgroep waarop artikel 7, lid 3, van deze verordening van toepassing is, en de in artikel 7, lid 4, geregelde vrijstelling is niet van toepassing;
- b)
de moederonderneming houdt op geconsolideerde basis voortdurend toezicht op de liquiditeitsposities van alle instellingen en beleggingsondernemingen binnen de groep of subgroep die onder een vrijstelling vallen, en staat garant voor een toereikend liquiditeitsniveau van al die instellingen en beleggingsondernemingen;
- c)
de moederonderneming en de beleggingsonderneming zijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten overeenkomsten aangegaan die voorzien in het vrije verkeer van middelen tussen de moederonderneming en de beleggingsonderneming om hen in staat te stellen aan hun individuele verplichtingen en gezamenlijke verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden;
- d)
er zijn momenteel of naar verwachting in de toekomst geen materiële, praktische of juridische belemmeringen voor de nakoming van de in punt c) bedoelde overeenkomsten;
- e)
de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 of overeenkomstig artikel 7 van onderhavige verordening stemmen in met deze vrijstelling.