Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 19.9a (toepassingsbereik afdeling 19.2a)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
19-02-2020, Stb. 2020, 87 (uitgifte: 16-03-2020, kamerstukken: 34864)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Deze afdeling is van toepassing als naar het oordeel van het bevoegd gezag:
- a.
ten minste een redelijk vermoeden bestaat van een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem, en
- b.
onmiddellijk tijdelijke beschermingsmaatregelen, met inbegrip van onderzoek naar de aard en omvang van de risico’s voor de gezondheid, noodzakelijk zijn om onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid als gevolg van directe of indirecte blootstelling aan verontreiniging op of in de bodem te voorkomen of te beperken.
2.
Van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid is in ieder geval sprake bij directe blootstelling aan concentraties van stoffen die de op grond van artikel 2.24 vastgestelde, ten hoogste toelaatbare concentraties overschrijden.
3.
Van indirecte blootstelling is in ieder geval sprake bij aanzienlijke bedreiging van de kwaliteit van drinkwatervoorraden wanneer aangetroffen verontreiniging het grondwater kan bereiken.
4.
Tijdelijke beschermingsmaatregelen strekken niet tot het ongedaan maken van de aangetroffen verontreiniging.