Richtlijn 98/343/EG tot wijziging van de eerste Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, met betrekking tot de kredietverzekering en de borgtochtverzekering
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-06-1987
- Bronpublicatie:
22-06-1987, PbEG 1987, L 185 (uitgifte: 04-07-1987, regelingnummer: 87/343/EEG)
- Inwerkingtreding
25-06-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-1987, PbEG 1987, L 185 (uitgifte: 04-07-1987, regelingnummer: 87/343/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van de Raad van 22 juni 1987 tot wijziging van de eerste Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, met betrekking tot de kredietverzekering en de borgtochtverzekering
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (4), gewijzigd bij Richtlijn 76/580/EEG (5), ter vergemakkelijking van de toegang tot en de uitoefening van dit verzekeringsbedrijf, bepaalde verschillen tussen de nationale wetgevingen heeft opgeheven:
Overwegende dat in genoemde richtlijn in artikel 2, lid 2, onder d), evenwel wordt bepaald dat zij tot een latere coördinatie, die binnen vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet plaatsvinden, geen betrekking heeft op de verrichtingen op het gebied van de exportkredietverzekering voor rekening of met steun van de Staat; dat de bescherming van de verzekerden, die deze richtlijn normaal verleent, door de Staat zelf wordt geboden wanneer de verrichtingen inzake exportkredietverzekering voor rekening of met waarborg van de Staat worden uitgevoerd, zodat de uitsluiting van deze verrichtingen van de werkingssfeer van deze richtlijn in afwachting van een latere coördinatie moet worden gehandhaafd;
Overwegende dat in genoemde richtlijn in artikel 7, lid 2, onder c), wordt bepaald dat de Bondsrepubliek Duitsland tot het tijdstip van een latere coördinatie, die binnen vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet plaatsvinden, het verbod kan handhaven om op haar grondgebied de ziekteverzekering, de krediet- en borgtochtverzekering of de verzekering van rechtsbijstand, hetzij onderling, hetzij met andere branches te cumuleren; dat hieruit volgt dat de oprichting van agentschappen en bijkantoren nog met belemmeringen te kampen heeft; dat hieraan een einde dient te worden gemaakt;
Overwegende dat, wat de borgtochtverzekering betreft, de belangen van de verzekerden door de bepalingen van voornoemde richtlijn reeds in toereikende mate beschermd worden; dat de mogelijkheid voor de Bondsrepubliek Duitsland cumulatie van de borgtochtverzekering met andere branches te verbieden dient te worden opgeheven;
Overwegende dat verzekeringsmaatschappijen waarvan het kredietverzekeringsbedrijf meer dan een gering aandeel van hun totale verrichtingen uitmaakt, een egalisatievoorziening moeten vormen die geen deel is van de solvabiliteitsmarge; dat deze voorziening moet worden berekend aan de hand van in de onderhavige richtlijn vastgestelde, als gelijkwaardig erkende methoden;
Overwegende dat, gelet op het cyclische schadeverloop in de kredietverzekering, deze bij de berekening van de gemiddelde betaalde schaden in de zin van artikel 16, lid 2, van Richtlijn 73/239/EEG met de storm-, hagel- en vorstverzekering moet worden gelijkgesteld;
Overwegende dat, gelet op de aard van het met de kredietverzekering verbonden risico, de kredietverzekeringsmaatschappijen een hoger minimumgarantiefonds nodig hebben dan op dit ogenblik in voornoemde richtlijn is voorgeschreven;
Overwegende dat de maatschappijen die aan deze verplichting moeten voldoen, hiervoor voldoende tijd dienen te krijgen;
Overwegende dat deze verplichting niet behoeft te worden opgelegd aan die maatschappijen waarvan de activiteit in deze branche een bepaald volume niet overschrijdt;
Overwegende dat de bepalingen van de onderhavige richtlijn inzake kredietverzekering er toe leiden dat handhaving door de Bondsrepubliek Duitsland van het verbod om de kredietverzekering met andere verzekeringsbranches te cumuleren, niet meer verantwoord is en dit verbod derhalve dient te worden opgeheven,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: