Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 vaststelling gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures
Artikel 2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-05-2025. Door een foutieve wijzigingsopdracht heeft dit artikel 2 onderdelen 94 bis.
- Bronpublicatie:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1111 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1111)
- Inwerkingtreding
12-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1111 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1111)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
‘nauwkeurigheid’: de graad van overeenstemming tussen de geraamde of gemeten waarde en de werkelijke waarde;
- 2.
vervallen;
- 3.
‘luchtruimgedeelte waarin luchtverkeersadvisering wordt verleend’: een deel van het luchtruim met vastgestelde afmetingen of een aangewezen route waarin luchtverkeersadvisering beschikbaar is;
- 4.
‘route waarlangs luchtverkeersadvisering wordt verleend’: een aangewezen route waarlangs luchtverkeersadvisering beschikbaar is;
- 5.
‘kunstvlucht’: een vlucht, waarbij met opzet bewegingen worden uitgevoerd, welke een plotselinge verandering in de stand, een abnormale stand of een abnormale verandering in de snelheid van het luchtvaartuig medebrengen, die niet vereist zijn voor normale vluchten of voor opleidingen ter verkrijging van bewijzen van bevoegdheid of voor andere bevoegdverklaringen dan die voor kunstvluchten;
- 6.
‘luchtvaartterrein’: een afgebakend gebied (met de zich daarop bevindende gebouwen, installaties en apparatuur) op het land of het water of op een vaste, vaste off-shore of drijvende structuur die geheel of gedeeltelijk bedoeld is voor aankomst, vertrek en grondbewegingen van luchtvaartuigen;
- 7.
‘plaatselijke luchtverkeersleiding’: luchtverkeersleidingsdienst voor het luchtvaartterreinverkeer;
- 8.
‘plaatselijke luchtverkeersleidingdienst’: een eenheid belast met het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan luchtvaartterreinverkeer;
- 9.
‘luchtvaartterreinverkeer’: alle verkeer op het landingsterrein van een luchtvaartterrein en alle luchtvaartuigen die in de nabijheid van een luchtvaartterrein vliegen. Met ‘luchtvaartuigen die in de nabijheid van een luchtvaartterrein vliegen’ worden, zij het niet uitsluitend, luchtvaartuigen bedoeld die een luchtverkeerscircuit binnenvliegen of verlaten;
- 10.
‘luchtverkeerscircuit’: het specifieke vliegpad dat moet worden gevolgd door een luchtvaartuig dat actief is in de nabijheid van een luchtvaartterrein;
- 11.
‘luchtvaartterreinverkeersgebied’: een deel van het luchtruim met vastgestelde afmetingen dat rond een luchtvaartterrein is vastgesteld om het luchtvaartterreinverkeer te beschermen;
- 12.
‘luchtwerk’: het gebruik van een luchtvaartuig voor specifieke diensten zoals landbouw, bouw, fotografie, controle, observatie en patrouilles, opsporing en redding, luchtreclame enz.;
- 13.
‘luchtvaartgids (Aeronautical Information Publication, AIP)’: een publicatie die door of onder de autoriteit van een staat is uitgegeven en luchtvaartinformatie met een blijvend karakter bevat die essentieel is voor de luchtvaart;
- 14.
‘mobiele luchtvaartdienst’: een mobiele dienst tussen luchtvaartstations en luchtvaartuigstations, of tussen luchtvaartuigstations, waaraan stations voor reddingstuigen kunnen deelnemen; radionoodbakenstations met positie-informatie kunnen eveneens aan deze dienst deelnemen op aangewezen spoed- en noodfrequenties;
- 15.
‘luchtvaartstation’: een landstation van de mobiele luchtvaartdienst. In bepaalde gevallen kan een luchtvaartstation zich bijvoorbeeld aan boord van een schip of een platform op zee bevinden;
- 16.
‘vliegtuig’: een gemotoriseerd luchtvaartuig dat zwaarder is dan lucht en dat zijn lift voornamelijk ontleent aan aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels onder de gegeven vluchtomstandigheden;
- 17.
‘systeem voor het vermijden van botsingen in de lucht (Airborne Collision Avoidance System, ACAS)’: een systeem aan boord van een luchtvaartuig, werkend met transpondersignalen van de secundaire surveillanceradar (SSR) en onafhankelijk van installaties op de grond, dat de piloot advies geeft over mogelijk conflicterende luchtvaartuigen die zijn uitgerust met SSR-transponders;
- 18.
‘luchtvaartuig’: een toestel dat in de dampkring kan worden gehouden door krachten die de lucht daarop uitoefent, anders dan de krachten van de lucht tegen het aardoppervlak;
- 19.
‘luchtvaartuigadres’: een unieke combinatie van 24 bits die kan worden toegewezen aan een luchtvaartuig met het oog op luchtgrondcommunicatie, navigatie en surveillance;
- 19 bis.
‘luchtvaartuigidentificatie’: een groep letters, cijfers of een combinatie daarvan die identiek is aan of het gecodeerde equivalent vormt van de voor lucht-grondcommunicatie gebruikte roepnaam van het luchtvaartuig, en die gebruikt wordt om het luchtvaartuig te identificeren in de grond-grondcommunicatie tussen luchtverkeersdiensten;
- 20.
‘waarneming vanuit een luchtvaartuig’: de evaluatie van een of meer meteorologische omstandigheden vanuit een luchtvaartuig tijdens de vlucht;
- 21.
‘AIRMET-informatie’: informatie uitgegeven door een luchtvaartmeteorologisch observatiecentrum betreffende het optreden of verwachte optreden van specifieke meteorologische verschijnselen langs de vliegroute die van invloed kunnen zijn op een veilige vluchtuitvoering op lage hoogte, en betreffende de evolutie van die verschijnselen in de tijd en de ruimte, en die nog niet was uitgegeven in de weersverwachting voor vluchten op lage hoogte in het betrokken vluchtinformatiegebied of een deel daarvan;
- 22.
‘luchtgrondcommunicatie’: tweezijdige communicatie tussen luchtvaartuigen en stations of locaties op het aardoppervlak;
- 23.
‘luchtgrondcontroleradiostation’: een luchtvaarttelecommunicatiestation dat primair verantwoordelijk is voor de afhandeling van communicatie met betrekking tot de bediening en controle van luchtvaartuigen in een bepaald gebied;
- 24.
‘vluchtrapport’: een rapport dat overeenkomstig de voorschriften vanuit een luchtvaartuig tijdens de vlucht wordt verstrekt met meldingen over positie en operationele en/of meteorologische omstandigheden;
- 25.
‘luchttaxiën’: de beweging van een helikopter/luchtvaartuig met verticale start en landing (VTOL) boven het oppervlak van een luchtvaartterrein, meestal met grondeffect en met een grondsnelheid van minder dan 37 km/h (20 kts);
- 26.
‘luchtverkeer’: alle luchtvaartuigen in de lucht of op het landingsterrein van een luchtvaartterrein;
- 27.
‘luchtverkeersadvisering’: een dienst die wordt verleend binnen een luchtruimgedeelte waarin luchtverkeersadvisering wordt verleend teneinde, voor zover praktisch uitvoerbaar, de separatie te garanderen tussen luchtvaartuigen die vliegen met vliegplannen op basis van instrumentvliegregels (IFR);
- 28.
‘luchtverkeersleidingsklaring (ATC-klaring)’: de aan een luchtvaartuig verleende toestemming om een vlucht voort te zetten overeenkomstig de door een luchtverkeersleidingseenheid vastgestelde voorwaarden;
- 29.
‘luchtverkeersleidingsinstructie’: aanwijzing(en) van de luchtverkeersleiding aan een piloot om specifieke acties te ondernemen;
- 30.
‘luchtverkeersleidingsdienst’: een dienst die wordt verleend teneinde:
- a)
botsingen te voorkomen:
- 1.
tussen luchtvaartuigen, en
- 2.
tussen luchtvaartuigen en hindernissen op het landingsterrein van het luchtvaartterrein; en
- b)
een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;
- 31.
‘luchtverkeersleidingseenheid’: een algemene term voor algemene luchtverkeersleidingseenheid, naderingsluchtverkeersleidingseenheid of plaatselijke luchtverkeersleidingseenheid;
- 32.
‘luchtverkeersdienst’: een algemene term waarmee vluchtinformatiedienst, alarmeringsdienst, luchtverkeersadviseringsdienst of luchtverkeersleidingsdienst (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding of plaatselijke luchtverkeersleiding) wordt bedoeld;
- 33.
‘luchtruimen met luchtverkeersdiensten (ATS)’: delen van het luchtruim met vastgestelde afmetingen, alfabetisch aangeduid, waarin specifieke soorten vluchten mogen plaatsvinden en waarvoor luchtverkeersdiensten en gebruiksregels zijn vastgesteld;
- 34.
‘luchtverkeersmeldingspost (ARO)’: een verlener van luchtverkeersdiensten, belast met het ontvangen van vliegplannen vóór de vlucht en rapporten betreffende het verlenen van luchtverkeersdiensten;
- 34 bis.
‘surveillancedienst voor luchtverkeersdiensten (ATS)’: een dienst die rechtstreeks wordt verleend door middel van een ATS-surveillancesysteem;
- 35.
‘eenheid voor luchtverkeersdiensten (ATS)’ een algemene term waarmee een luchtverkeersleidingseenheid, een vluchtinformatiecentrum, een eenheid van de plaatselijke luchtverkeersleiding of een luchtverkeersmeldingspost wordt bedoeld;
- 36.
‘luchtweg’: een algemeen luchtverkeersleidingsgebied of een deel daarvan, in de vorm van een corridor;
- 37.
‘alarmeringsdienst’: een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van luchtvaartuigen die opsporings- en reddingshulp nodig hebben, en die, indien nodig, bijstand verleent aan dergelijke organisaties;
- 38.
‘uitwijkhaven’: een luchtvaartterrein waar een luchtvaartuig naartoe mag vliegen als het onmogelijk of niet raadzaam is om door te vliegen naar of te landen op het luchtvaartterrein van bestemming, waar de benodigde diensten en faciliteiten voorhanden zijn, waar kan worden voldaan aan de prestatievereisten van het luchtvaartuig en dat operationeel is op het verwachte tijdstip van gebruik. Het betreft onder andere:
- a)
‘take-off uitwijkhaven’: een uitwijkhaven waar een luchtvaartuig zou kunnen landen indien dit kort na het opstijgen noodzakelijk is en een landing niet mogelijk is op het luchtvaartterrein van vertrek;
- b)
‘en-route uitwijkhaven’: een luchtvaartterrein waar een luchtvaartuig zou kunnen landen wanneer het tijdens de vlucht noodzakelijk wordt om af te wijken;
- c)
‘bestemmingsuitwijkhaven’: een uitwijkhaven waar een luchtvaartuig zou kunnen landen als het onmogelijk of niet raadzaam is te landen op het luchtvaartterrein van bestemming;
- 39.
‘hoogte (altitude)’: de verticale afstand tussen een niveau, punt of object dat als punt wordt beschouwd, gemeten vanaf het gemiddeld zeeniveau;
- 40.
‘naderingsluchtverkeersleidingsdienst’: luchtverkeersleidingsdienst voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten;
- 41.
‘naderingsluchtverkeersleidingseenheid’: een eenheid die is opgericht om luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen aan gecontroleerde vluchten die aankomen op of vertrekken van een of meer luchtvaartterreinen;
- 42.
‘platform’: een afgebakend gebied dat bestemd is om passagiers, post of vracht aan of van boord van luchtvaartuigen te brengen, brandstof te tanken of luchtvaartuigen te parkeren of te onderhouden;
- 43.
‘eenheid voor algemene luchtverkeersleiding (ACC)’: een eenheid die is opgericht om luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen aan de gecontroleerde vluchten in de luchtverkeersleidingsgebieden onder haar rechtsbevoegdheid;
- 44.
‘algemene luchtverkeersleidingsdienst’: een luchtverkeersleidingsdienst voor gecontroleerde vluchten in luchtverkeersleidingsgebieden;
- 45.
‘area navigation (RNAV)’: een navigatiemethode die het luchtvaartuigen mogelijk maakt te vliegen op elk gewenst vluchtpad binnen het bereik van navigatiehulpmiddelen op de grond of in de ruimte of binnen de grenzen van de capaciteit van onafhankelijke hulpmiddelen, of een combinatie daarvan;
- 46.
‘ATS-route’: een gespecificeerde route die ontworpen is om de verkeersstroom te kanaliseren waar dat noodzakelijk is voor het verlenen van luchtverkeersdiensten;
- 47.
‘automatic dependent surveillance — broadcast (ADS-B)’: een middel waarmee luchtvaartuigen, voertuigen op luchtvaartterreinen en andere objecten automatisch gegevens kunnen versturen en/of ontvangen, zoals identificatie-, positie- en aanvullende gegevens, voor zover van toepassing, in zendmodus via een datalink;
- 48.
‘automatic dependent surveillance — contract (ADS-C)’: een middel waarmee de voorwaarden van een ADS-C-overeenkomst via een datalink worden uitgewisseld tussen het grondsysteem en het luchtvaartuig, waarbij wordt vermeld onder welke voorwaarden ADS-C-rapporten worden geïnitieerd en welke gegevens in de rapporten worden opgenomen;
- 48 bis.
‘automatic dependent surveillance-contract (ADS-C)’: een rapporteringsplan waarin de voorwaarden van ADS-C-gegevensrapportering zijn vastgesteld (d.w.z. de door de eenheid voor luchtverkeersdiensten vereiste gegevens en de frequentie van de ADS-C-rapporten; hierover moet overeenstemming worden bereikt alvorens gebruik te maken van ADS-C bij het verlenen van luchtverkeersdiensten);
- 49.
‘automatic terminal information service (ATIS)’: de automatische verstrekking van actuele routine-informatie aan aankomende en vertrekkende luchtvaartuigen tijdens een 24-uursperiode of een bepaald gedeelte daarvan:
- a)
‘Data link-automatic terminal information service (D-ATIS)’: de verstrekking van ATIS via een datalink;
- b)
‘Voiceautomatic terminal information service (Voice-ATIS)’: de verstrekking van ATIS via een continu en herhalend proces van gesproken uitzendingen;
- 50.
‘wolkenbasis’: de hoogte gemeten vanaf de grond of het water tot de onderzijde van de laagste wolkenlaag onder 6 000 m (20 000 ft) die meer dan de helft van de lucht bedekt;
- 51.
‘omschakelpunt’: het punt waarop een luchtvaartuig tijdens een vlucht langs een ATS-routesegment, dat is vastgesteld aan de hand van ‘very high frequency omnidirectional radio ranges’, verwacht wordt het primair navigatiemiddel om te schakelen van de faciliteit achter het luchtvaartuig naar de volgende faciliteit vóór het luchtvaartuig;
- 52.
‘klaringslimiet’: het punt tot waar de luchtverkeersleidingsklaring aan het luchtvaartuig is verleend;
- 53.
‘operationeel significante bewolking’: hoogte van de wolkenbasis onder 1 500 m (5 000 ft) of onder de hoogste minimumsectoraltitude als dit meer is, of een cumulonimbuswolk of stapelwolk op elke hoogte;
- 54.
‘SSR-code’: het nummer dat is toegekend aan een specifiek antwoordsignaal bestaande uit meerdere pulsen dat door een transponder in Mode A of Mode C wordt uitgezonden;
- 55.
‘bevoegde autoriteit’: de autoriteit die van de lidstaat de bevoegdheid heeft gekregen om te garanderen dat de eisen van deze verordening worden nageleefd;
- 56.
‘luchtverkeersleidingsgebied’: gecontroleerd luchtruim dat zich verticaal uitstrekt vanaf een gespecificeerde grens boven het aardoppervlak;
- 57.
‘gecontroleerd luchtvaartterrein’: een luchtvaartterrein waarop luchtverkeersleidingsdiensten worden verleend aan het luchtvaartterreinverkeer;
- 58.
‘gecontroleerd luchtruim’: luchtruim met vastgestelde afmetingen waarbinnen luchtverkeersleidingsdiensten worden verleend overeenkomstig de luchtruimclassificatie;
- 59.
‘gecontroleerde vlucht’: een vlucht waarvoor een luchtverkeersleidingsklaring is vereist;
- 60.
‘controller-pilot data link communications (CPDLC)’: een communicatiemiddel tussen de luchtverkeersleider en de piloot waarbij gebruik wordt gemaakt van een datalink voor ATC-communicatie;
- 61.
‘plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied (CTR)’: gecontroleerd luchtruim dat zich vanaf het aardoppervlak verticaal uitstrekt tot aan een vastgestelde bovengrens;
- 62.
‘kruisklim’: een kruisvluchttechniek waarbij de altitude toeneemt naarmate de massa van het luchtvaartuig afneemt;
- 63.
‘kruisniveau’: een niveau dat gedurende een significant gedeelte van een vlucht wordt aangehouden;
- 64.
‘geldend vliegplan (CPL)’: het ingediende vliegplan met inbegrip van eventuele wijzigingen veroorzaakt door daarop verstrekte klaringen;
- 65.
‘danger area’: een deel van het luchtruim met bepaalde afmetingen waarin op vastgestelde tijdstippen activiteiten kunnen plaatsvinden die gevaarlijk zijn voor de vlucht van luchtvaartuigen;
- 66.
‘datalinkcommunicatie’: een vorm van communicatie waarbij berichten worden uitgewisseld via een datalink;
- 67.
‘datum’: een grootheid of een reeks grootheden die dienst doen als referentie of basis voor de berekening van andere grootheden;
- 68.
‘downstream clearance’: een klaring die aan een luchtvaartuig wordt gegeven door een andere luchtverkeersleidingseenheid dan de huidige controlerende instantie van het luchtvaartuig;
- 69.
‘geschatte verstreken tijd (EET)’: de geschatte tijd die nodig is om zich van een significant punt naar een ander te verplaatsen;
- 69 bis.
‘geschatte datum van vertrek van de standplaats’: de geschatte datum waarop het luchtvaartuig de vertrekbeweging inzet;
- 70.
‘geschat tijdstip van vertrek van de standplaats’: het geschatte tijdstip waarop het luchtvaartuig de vertrekbeweging inzet;
- 71.
‘geschat tijdstip van aankomst (ETA)’: voor IFR-vluchten, het tijdstip waarop het luchtvaartuig naar schatting zal aankomen boven het in relatie tot navigatiehulpmiddelen gedefinieerde punt van waaraf een instrumentnaderingsprocedure zal worden ingezet of, indien het luchtvaartterrein niet over navigatiehulpmiddelen beschikt, het tijdstip waarop het luchtvaartuig boven het luchtvaartterrein zal aankomen. Voor vluchten volgens zichtvliegregels (VFR), het tijdstip waarop het luchtvaartuig naar verwachting zal aankomen boven het luchtvaartterrein;
- 72.
‘geschat naderingstijdstip (EAT)’: het tijdstip waarop de luchtverkeersleiding verwacht dat een aankomend luchtvaartuig, na een vertraging, het wachtpunt zal verlaten om zijn landingsnadering te voltooien. Het tijdstip waarop het wachtpunt daadwerkelijk wordt verlaten, hangt af van de naderingsklaring;
- 73.
‘ingediend vliegplan (FPL)’: het vliegplan dat door de piloot of een aangewezen vertegenwoordiger is ingediend bij een ATS-eenheid, zonder latere wijzigingen;
- 74.
‘cockpitbemanningslid’: een bemanningslid dat in het bezit is van een bewijs van bevoegdheid en belast is met taken die van essentieel belang zijn voor de bediening van een luchtvaartuig tijdens de vliegwerktijd;
- 75.
‘vluchtinformatiecentrum’: een eenheid die is opgericht om vluchtinformatiediensten en alarmeringsdiensten te verlenen;
- 76.
‘vluchtinformatiegebied’: een deel van het luchtruim met vastgestelde afmetingen waarbinnen vluchtinformatiediensten en alarmeringsdiensten worden verleend;
- 77.
‘vluchtinformatiedienst’: een dienst die adviezen en informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende uitvoering van vluchten;
- 78.
‘vliegniveau (Flight Level, FL)’: een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1 013,2 hectopascal (hPa) dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door specifieke drukintervallen;
- 79.
‘vliegplan’: aan eenheden voor luchtverkeersdiensten verstrekte specifieke informatie over een voorgenomen vlucht of deel van een vlucht van een luchtvaartuig;
- 80.
‘vliegzicht’: het zicht in voorwaartse richting vanuit de cockpit van een luchtvaartuig tijdens de vlucht;
- 81.
‘weersverwachting’: een verklaring over de verwachte meteorologische omstandigheden voor een specifiek tijdstip of een specifieke periode, en voor een specifiek gebied of deel van het luchtruim;
- 82.
‘grondzicht’: het zicht op een luchtvaartterrein, zoals meegedeeld door een geaccrediteerde waarnemer of door automatische systemen;
- 83.
‘koers’: de richting waarin de lengteas van het luchtvaartuig wijst, meestal uitgedrukt in graden ten opzichte van het noorden (ware, magnetische, kompas of grid);
- 84.
‘hoogte (height)’: de verticale afstand tussen een niveau, punt of object dat als punt wordt beschouwd, gemeten vanaf een specifiek referentievlak;
- 85.
‘hefschroefvliegtuig’: een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat hoofdzakelijk afhankelijk is van de hefkracht die wordt opgewekt door maximaal twee rotors om in de lucht te kunnen blijven;
- 85 bis.
‘helikopter’: een type hefschroefvliegtuig dat voornamelijk in de lucht blijft door de reacties van de lucht op maximaal twee door een motor aangedreven rotors op substantieel verticale assen;
- 85 ter.
‘VTOL-geschikt luchtvaartuig’ (VCA): een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht, met uitzondering van vleugelvliegtuigen of hefschroefvliegtuigen, en dat in staat is een verticale start en landing uit te voeren door middel van hef- en stuwkrachteenheden die zorgen voor hefkracht tijdens het opstijgen en landen;
- 86.
‘luchtruim boven de volle zee’: het luchtruim voorbij het grondgebied en de territoriale wateren, zoals gespecificeerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Montego Bay, 1982);
- 87.
‘IFR’: de afkorting van ‘instrument flight rules’ (instrumentvliegvoorschriften);
- 88.
‘IFR-vlucht’: een vlucht die wordt uitgevoerd overeenkomstig de instrumentvliegvoorschriften;
- 89.
‘IMC’: de afkorting van ‘instrument meteorological conditions’ (instrumentweersomstandigheden);
- 89 bis.
‘instrumentnaderingen’: een nadering en landing waarbij gebruik wordt gemaakt van instrumenten voor navigatiegeleiding, op basis van een instrumentnaderingsprocedure. Er zijn twee methoden voor het uitvoeren van instrumentnaderingen:
- a)
een tweedimensionale (2D) instrumentnadering met alleen laterale navigatiegeleiding, en
- b)
een driedimensionale (3D) instrumentnadering, met zowel laterale als verticale navigatiegeleiding;
- 89 ter.
‘geïntegreerd systeem voor de verwerking van oorspronkelijke vluchtplannen’ (Integrated Initial Flight Plan Processing System, IFPS): een systeem binnen het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer via hetwelk een gecentraliseerde dienst voor de verwerking en verspreiding van vluchtplannen (ontvangst, validering en verspreiding van vluchtplannen) wordt verleend in het luchtruim waarop deze verordening van toepassing is;
- 90.
‘instrumentnaderingsprocedure (Instrument Approach Procedure, IAP)’: een serie van vooraf bepaalde manoeuvres met behulp van navigatie-installaties waarbij precies beschreven bescherming wordt geboden tegen obstakels vanaf een vastgestelde positie waar de nadering begint of vanaf het begin van een gedefinieerde aankomstroute, naar een punt waarvandaan de landing kan worden afgerond en daarna, wanneer een landing niet is afgerond, naar een positie waar obstakelvrije ruimte wordt geboden aan luchtvaartuigen in een wachtprocedure of kruisvlucht;
Instrumentnaderingsprocedures worden als volgt ingedeeld:
- a)
procedure voor niet-precisienadering (NPA). Een instrumentnaderingsprocedure die ontworpen is voor 2D-instrumentnaderingen van het type A.
- b)
procedure voor naderingen met verticale geleiding (APV). Een procedure voor instrumentnaderingen met prestatiegebaseerde navigatie (PBN), die ontworpen is voor driedimensionale (3D) instrumentnaderingen van type A.
- c)
procedure voor precisienadering (PA). Een procedure voor instrumentnaderingen op basis van navigatiesystemen (ILS, MLS, GLS en SBAS Cat I) die ontworpen zijn voor driedimensionale (3D) instrumentnaderingen van type A of B;
- 91.
‘instrumentweersomstandigheden (IMC)’: meteorologische omstandigheden, uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis, die lager zijn dan de minima welke voor zichtweersomstandigheden zijn vastgesteld;
- 92.
‘landingsplaats (landing area)’: het deel van het landingsterrein en de platforms dat bestemd is voor het landen of opstijgen van luchtvaartuigen;
- 93.
‘level’: een algemene term voor de verticale positie van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, waarmee zowel hoogte, altitude als vliegniveau kan worden bedoeld;
- 94.
‘landingsterrein (manoeuvring area)’: het deel van een luchtvaartterrein dat wordt gebruikt voor het opstijgen, landen en taxiën van luchtvaartuigen, met uitzondering van luchtvaartterreinplatforms;
- 94 bis.
‘minimumbrandstof’: een term die wordt gebruikt om een situatie te beschrijven waarin de brandstofvoorraad van een luchtvaartuig van dien aard is dat de vlucht moet landen op een specifiek luchtvaartterrein en dat verdere vertraging niet kan worden geaccepteerd;
- 94 bis.
‘minimumbrandstof’: een term die wordt gebruikt om een situatie te beschrijven waarin de brandstof-/energievoorraad van een luchtvaartuig van dien aard is dat de vlucht moet landen op een specifiek luchtvaartterrein en dat verdere vertraging niet kan worden geaccepteerd;
- 95.
‘mode (SSR)’: de conventionele identificatiecode voor specifieke functies van de ondervragingssignalen die door een SRR-interrogator worden verstuurd. In ICAO-bijlage 10 zijn vier modes vermeld: A, C, S en intermode;
- 95 bis.
‘modelluchtvaartuig’: een onbemand luchtvaartuig, met uitzondering van speelgoedluchtvaartuigen, met een operationele massa die onder de grenswaarde blijft die is voorgeschreven door de bevoegde autoriteit, dat in staat is ononderbroken in de atmosfeer te vliegen en dat alleen gebruikt wordt voor tentoonstellingen of recreatieve activiteiten;
- 95 ter.
‘bergachtig gebied’: een gebied met veranderend terreinprofiel waar de veranderingen van de terreinhoogte meer dan 900 m (3 000 voet) bedragen binnen een afstand van 18,5 km (10,0 NM);
- 96.
‘bewegingsgebied (movement area)’: het deel van een luchtvaartterrein dat wordt gebruikt voor het opstijgen, landen en taxiën van luchtvaartuigen, en dat bestaat uit het landingsterrein en de luchtvaartterreinplatforms;
- 96 bis.
‘Netwerkbeheerder’: het orgaan dat belast is met de uitvoering van de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 551/2004 bedoelde taken;
- 97.
‘nacht’: de uren tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt’s avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint's morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;
- 97 bis.
‘NOTAM’: een mededeling die via telecommunicatiemiddelen wordt verspreid en die informatie bevat over de vaststelling, toestand of wijziging van een luchtvaartfaciliteit, -dienst, -procedure of -risico, waarvoor tijdige kennisneming door het met de uitvoering van vluchten belaste personeel van essentieel belang is;
- 98.
‘obstakel’: alle vaste (tijdelijk of permanent) en mobiele voorwerpen, of delen daarvan, die:
- a)
zich in een gebied bevinden dat bestemd is voor grondbewegingen van het luchtvaartuig; of
- b)
uitsteken boven een vastgesteld vlak dat bestemd is om luchtvaartuigen tijdens de vlucht te beschermen; of
- c)
buiten deze vastgestelde vlakken staan en als een gevaar voor de luchtvaart zijn beoordeeld;
- 99.
‘operatielocatie’: een door de exploitant of gezagvoerder geselecteerde plaats voor landen, opstijgen en/of takelactiviteiten;
- 99 bis.
‘initiatiefnemer van een vluchtplan’: persoon of organisatie die vluchtplannen en de daarmee samenhangende update-berichten indient bij het Initial Flight Plan Processing System (IFPS), met inbegrip van piloten, exploitanten en namens hen optredende tussenpersonen en ATS eenheden;
- 100.
‘gezagvoerder’: de piloot die door de exploitant of, in het geval van de general aviation, de eigenaar, is aangewezen als degene die het gezag voert en belast is met de veilige vluchtuitvoering;
- 100 bis.
‘aan de vlucht voorafgaande fase’: de periode van de eerste indiening van een vluchtplan tot de afgifte van de eerste klaring van de luchtverkeersleiding;
- 101.
‘drukhoogte (pressure-altitude)’: de atmosferische druk, uitgedrukt als altitude, die overeenstemt met de druk in de standaardatmosfeer, zoals gedefinieerd in bijlage 8, deel 1, bij het Verdrag van Chicago;
- 102.
‘problematisch gebruik van stoffen’: het gebruik van één of meer psychoactieve stoffen door luchtvaartpersoneel, op een wijze die:
- a)
een direct gevaar vormt voor de gebruiker of die het leven, de gezondheid of het welzijn van anderen in gevaar brengt; en/of
- b)
beroeps-, sociale, mentale of psychische problemen of storingen veroorzaakt of verergert;
- 103.
‘verboden gebied (prohibited area)’: een deel van het luchtruim met bepaalde afmetingen, boven het grondgebied of de territoriale wateren van een staat, waarin vluchten van luchtvaartuigen verboden zijn;
- 104.
‘psychoactieve stoffen’: alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa, hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van cafeïne en tabak;
- 105.
‘radar’: een radiodetectietoestel dat informatie verstrekt over de richting, azimut en/of altitude van objecten;
- 106.
‘Radio Mandatory Zone (RMZ)’: een deel van het luchtruim met vastgestelde afmetingen waarin het meenemen en gebruiken van radioapparatuur verplicht is;
- 107.
‘radionavigatiedienst’: een dienst die begeleidingsinformatie of positiegegevens verstrekt met het oog op een veilige en efficiënte vluchtuitvoering met luchtvaartuigen, ondersteund door een of meer radionavigatiehulpmiddelen;
- 108.
‘radiotelefonie’: een vorm van radiocommunicatie die voornamelijk bedoeld is voor de mondelinge uitwisseling van informatie;
- 109.
‘repeterend vliegplan’: een vliegplan voor een reeks van frequent terugkerende, regelmatig uitgevoerde individuele vluchten met identieke basiskenmerken, ingediend door een exploitant met het oog op bewaring en herhaaldelijk gebruik door eenheden voor luchtverkeersdiensten;
- 110.
‘meldingspunt’: een specifieke geografische locatie met betrekking tot dewelke de positie van een luchtvaartuig kan worden gerapporteerd;
- 111.
‘gebied met beperkingen (restricted area)’: een deel van het luchtruim met bepaalde afmetingen, boven het grondgebied of de territoriale wateren van een staat, waarin vluchten van luchtvaartuigen zijn beperkt overeenkomstig bepaalde voorwaarden;
- 112.
‘routesegment’: een route of deel van een route dat gewoonlijk wordt gevlogen zonder tussenstop;
- 113.
‘baan’: een vastgesteld rechthoekig gedeelte van een luchtvaartterrein op het land, dat ingericht is voor het landen en opstijgen van luchtvaartuigen;
- 114.
‘baanwachtpositie’: een aangewezen positie waarop taxiënde luchtvaartuigen en voertuigen moeten stoppen en wachten om een baan, een hindernisbeperkt vlak of een instrumentlandingssysteem (ILS)/microgolflandingssysteem (MLS) of een kritisch/gevoelig gebied te beschermen, tenzij de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst anderzijds toestemming geeft;
- 115.
‘baanzicht (Runway Visual Range, RVR)’: de lengte tot waar de baanmarkeringen of lichten van de baanrand of baanhartlijn zichtbaar zijn voor de piloot van een luchtvaartuig dat zich op de baanhartlijn bevindt;
- 116.
‘veiligheidsgevoelig personeel’: personen die de luchtvaartveiligheid in gevaar kunnen brengen als ze hun taken en functies niet goed uitvoeren, met inbegrip van bemanningsleden, onderhoudspersoneel van luchtvaartuigen, operationeel personeel op luchtvaartterreinen, reddings-, brandbestrijdings- en onderhoudspersoneel, personeel dat onbegeleid toegang krijgt tot het bewegingsgebied en luchtverkeersleiders;
- 117.
‘zweeftoestel’: een luchtvaartuig dat zwaarder is dan lucht en dat vliegt door de dynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, en waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor, zoals zeilvliegtuigen, schermvliegtuig en vergelijkbare toestellen;
- 118.
‘secundaire surveillanceradar (SSR)’: een surveillanceradarsysteem dat gebruik maakt van zenders/ontvangers (interrogators) en transponders;
- 119.
‘SIGMET-informatie’: informatie uitgegeven door een meteorologisch observatiecentrum betreffende het optreden of verwachte optreden van specifieke en-routeweersverschijnselen en andere atmosferische verschijnselen langs de vliegroute die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de vluchtuitvoering, en betreffende de evolutie van die verschijnselen in de tijd en de ruimte;
- 120.
‘seinenvierkant’: een plaats op een luchtvaartterrein die wordt gebruikt voor het weergeven van grondsignalen;
- 121.
‘significant punt’: een vastgestelde geografische locatie die wordt gebruikt om een ATS-route of het vluchtpad van een luchtvaartuig te definiëren en voor andere navigatie/ATS-doeleinden;
- 122.
‘bijzondere VFR-vlucht’: een VFR-vlucht die overeenkomstig een klaring van een luchtverkeersleidingsdienst wordt uitgevoerd binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, onder weersomstandigheden die slechter zijn dan zichtweersomstandigheden;
- 123.
‘afgedwaald luchtvaartuig’: een luchtvaartuig dat in aanzienlijke mate is afgeweken van de voorgenomen grondkoers of dat meldt afgedwaald te zijn;
- 124.
‘surveillanceradar’: radarapparatuur die gebruikt wordt om de positie van een luchtvaartuig te bepalen, uitgedrukt in richting en azimut;
- 125.
‘taxiën’: het op eigen kracht voortbewegen van een luchtvaartuig, op een luchtvaartterrein of operatielocatie, met uitzondering van opstijgen en landen;
- 126.
‘taxibaan’: een gedefinieerd pad op een luchtvaartterrein op het land dat bestemd is voor het taxiën van luchtvaartuigen om een deel van het luchtvaartterrein te verbinden met een ander, waaronder:
- a)
taxiweg van een luchtvaartuigopstelplaats: een deel van een platform dat als taxibaan is aangeduid en uitsluitend bestemd is om toegang te geven tot luchtvaartuigopstelplaatsen;
- b)
taxibaan van een platform: een deel van een taxibaansysteem dat zich op een platform bevindt en bestemd is om doorgang te verlenen over het platform;
- c)
snelle-uitgangstaxibaan: een taxibaan die in een scherpe hoek met een landingsbaan is verbonden en zodanig ontworpen is dat landende vliegtuigen met een hogere snelheid kunnen afdraaien dan op andere taxibanen, zodat de bezettingstijden van de start- en landingsbanen tot een minimum worden beperkt;
- 127.
‘grondgebied’: het land of de aangrenzende territoriale wateren die onder de soevereiniteit, de suzereiniteit, de bescherming of het mandaat van een staat staan;
- 128.
‘drempel’: het begin van het deel van de baan dat bruikbaar is voor de landing;
- 129.
‘geschatte totaal verstreken tijd (total EET)’:
- a)
voor IFR-vluchten, de geschatte tijd benodigd vanaf het opstijgen tot de aankomst boven het in relatie tot navigatiehulpmiddelen gedefinieerde punt van waaraf de voorgenomen instrumentnaderingsprocedure zal worden aangevangen, dan wel, indien het luchtvaartterrein van bestemming niet beschikt over een navigatiehulpmiddel, de aankomst boven het luchtvaartterrein van bestemming;
- b)
voor VFR-vluchten, de geschatte tijd vanaf het opstijgen tot de aankomst boven het luchtvaartterrein van bestemming;
- 129 bis.
‘speelgoedluchtvaartuig’: een onbemand luchtvaartuig dat ontworpen of bestemd is om, al dan niet uitsluitend, door kinderen jonger dan 14 jaar te worden gebruikt tijdens het spelen;
- 130.
‘grondkoers’: de projectie van het vliegpad van een luchtvaartuig op het aardoppervlak, waarbij de richting op elk punt gewoonlijk wordt uitgedrukt in graden ten opzichte van het noorden (ware, kompas of grid);
- 131.
‘luchtverkeersontwijkadvies’: een door een eenheid voor luchtverkeersdiensten verstrekt advies tot het uitvoeren van bepaalde manoeuvres, met als doel een piloot behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;
- 132.
‘luchtverkeersinformatie’: informatie verstrekt door een eenheid voor luchtverkeersdiensten met als doel een piloot opmerkzaam te maken op ander, bekend of waargenomen, luchtverkeer dat mogelijkerwijs in de nabijheid van zijn positie of voorgenomen vliegroute verkeert, en de piloot behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;
- 133.
‘controleoverdrachtspunt’: een vastgesteld punt langs de vliegroute van een luchtvaartuig waarop de verantwoordelijkheid voor het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan het luchtvaartuig wordt overgedragen door de ene luchtverkeersleidingseenheid of luchtverkeersleider aan de volgende;
- 134.
‘overgangshoogte’ (transition altitude)’: de hoogte op of onder dewelke de verticale positie van een luchtvaartuig wordt gecontroleerd door te verwijzen naar altitudes;
- 135.
‘overgangsniveau’ (transition level)’: het laagste vliegniveau dat beschikbaar is voor gebruik boven de overgangshoogte;
- 136.
‘zone waarin het gebruik van een transponder verplicht is (Transponder Mandatory Zone, TMZ)’: een luchtruimdeel van vastgestelde afmetingen waarin het meenemen en gebruiken van drukhoogterapporterende transponders verplicht is gesteld;
- 137.
‘niet-geïdentificeerd luchtvaartuig’: een luchtvaartuig dat werd waargenomen of dat blijkt vluchten uit te voeren in een bepaald gebied, maar waarvan de identiteit niet is vastgesteld;
- 138.
‘onbemande vrije ballon’: een ongemotoriseerd, onbemand luchtvaartuig dat lichter dan lucht is in vrije vlucht;
- 139.
‘VFR’: de afkorting van ‘visual flight rules’ (zichtvliegvoorschriften);
- 140.
‘VFR-vlucht’: een vlucht die wordt uitgevoerd overeenkomstig de zichtvliegvoorschriften;
- 141.
‘zicht’: zicht voor luchtvaartdoeleinden, zijnde de grootste van de volgende afstanden:
- a)
de grootste afstand waarop een zwart voorwerp van passende afmetingen, dat zich nabij de grond bevindt, kan worden gezien en herkend tegen een heldere achtergrond;
- b)
de grootste afstand waarop lichten van ongeveer 1 000 candela's kunnen worden gezien en geïdentificeerd tegen een onverlichte achtergrond;
- 142.
‘zichtweersomstandigheden’ (VMC): meteorologische omstandigheden, uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis, die gelijk zijn aan of beter zijn dan de voorgeschreven minima;
- 143.
‘VMC’: de afkorting van ‘visual meteorological conditions’ (zichtweersomstandigheden);
- 144.
‘kritieke zone’: een gebied met vastgestelde afmetingen dat zich uitstrekt rond de grondapparatuur voor precisie-instrumentnadering en waarin de aanwezigheid van voertuigen of luchtvaartuigen een onaanvaardbare verstoring van de geleidingssignalen zou veroorzaken;
- 145.
‘gevoelige zone’: een gebied dat zich verder uitstrekt dan de kritieke zone en waarin geparkeerde en/of bewegende luchtvaartuigen of voertuigen het geleidingssignaal in die mate beïnvloeden dat dit een onaanvaardbare verstoring veroorzaakt voor luchtvaartuigen die gebruikmaken van het signaal.
- 146.
‘U-spaceluchtruim’: een door de lidstaten aangeduide geografische zone waarin activiteiten met UAS alleen mogen plaatsvinden met ondersteuning van U-spacediensten;
- 147.
‘U-spacedienst’: een op digitale diensten en automatisering van functies gebaseerde dienst die ontworpen is om de veilige, beveiligde en efficiënte toegang tot het U-spaceluchtruim te ondersteunen voor een groot aantal UAS;
- 148.
‘luchtvaartmeteorologisch observatiecentrum (MWO)’: een centrum dat meteorologische omstandigheden observeert die gevolgen hebben voor vluchtuitvoeringen, en dat informatie verstrekt over (verwachte) weersverschijnselen en andere atmosferische verschijnselen tijdens de vlucht die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van vluchtuitvoeringen in het gebied waarvoor het centrum bevoegd is;
- 149.
‘baanconditierapport (RCR)’: een uitgebreid gestandaardiseerd rapport over de staat van het baanoppervlak en de gevolgen daarvan voor de opstijg- en landingsprestaties van het vliegtuig, beschreven aan de hand van de voorschriften met betrekking tot de staat van de baan;
- 150.
‘overdraagbare ziekte’: een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een besmettelijk agens en die van mens tot mens wordt overgedragen door direct contact met een besmet persoon of door indirect contact, zoals blootstelling aan een vector, dier, fomiet, product of omgeving, of de uitwisseling van een met het besmettelijke agens besmette vloeistof;
- 151.
‘volksgezondheid’: alle elementen in verband met de gezondheid, namelijk gezondheidstoestand, inclusief morbiditeit en beperkingen, de determinanten die een effect hebben op die gezondheidstoestand, de behoeften aan gezondheidszorg, middelen ten behoeve van de gezondheidszorg, de verstrekking van en de universele toegang tot gezondheidszorg, alsmede de uitgaven voor en de financiering van de gezondheidszorg, en de doodsoorzaken.