Einde inhoudsopgave
Administratieve Schikking voor de toepassing van het Verdrag van 30 november 1979 betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden
Artikel 48 Verstrekkingen in geval van wonen op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde Staat
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Bronpublicatie:
26-11-1987, Trb. 1988, 63 (uitgifte: 07-06-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 24-12-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden (Trb. 1981, 43).
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Om in aanmerking te komen voor verstrekkingen krachtens artikel 41, eerste lid, sub a) van het Verdrag, legt de rijnvarende aan het orgaan van de woonplaats een bewijs over waarin wordt verklaard dat hij recht op verstrekkingen heeft. Dit bewijs wordt afgegeven door het bevoegde orgaan, eventueel na kennisneming van door de werkgever verstrekte inlichtingen. Indien de wetgeving van de bevoegde Staat daarin voorziet, legt de rijnvarende bovendien aan het orgaan van de woonplaats een bericht van ontvangst van de aangifte van het arbeidsongeval of de beroepsziekte over. Indien hij deze stukken niet overlegt, verzoekt het orgaan van de woonplaats het bevoegde orgaan daarom en verleent hem in afwachting daarvan verstrekkingen van de ziekteverzekering, voor zover hij recht heeft op dergelijke verstrekkingen.
2.
Het in het vorige lid bedoelde bewijs blijft geldig zolang het orgaan van de woonplaats terzake geen kennisgeving van intrekking heeft ontvangen.
3.
Bij iedere aanvraag om verstrekkingen legt de aanvrager de bewijsstukken over welke krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, gewoonlijk voor het verlenen van verstrekkingen vereist worden.
4.
Artikel 44, vijfde en zesde lid van deze Schikking is van overeenkomstige toepassing.
5.
De rijnvarende is verplicht het orgaan van de woonplaats in kennis te stellen van iedere verandering in zijn omstandigheden waardoor het recht op verstrekkingen kan worden gewijzigd, in het bijzonder van iedere beëindiging of verandering van dienstbetrekking of beroepswerkzaamheden of iedere overbrenging van de woon- of verblijfplaats. Het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats stellen elkaar in kennis van iedere verandering die het recht op verstrekkingen van de rijnvarende kan wijzigen.