Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93
Artikel 4 Algemene beginselen
Geldend
Geldend vanaf 02-09-2008
- Bronpublicatie:
09-07-2008, PbEU 2008, L 218 (uitgifte: 13-08-2008, regelingnummer: 765/2008)
- Inwerkingtreding
02-09-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2008, PbEU 2008, L 218 (uitgifte: 13-08-2008, regelingnummer: 765/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Elke lidstaat wijst één nationale accreditatie-instantie aan.
2.
Wanneer een lidstaat meent dat de oprichting van een nationale accreditatie-instantie of de beschikbaarstelling van bepaalde accreditatieactiviteiten economisch niet zinvol of haalbaar is, doet hij, indien mogelijk, een beroep op de nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat.
3.
De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten mee waar in overeenstemming met lid 2 een beroep wordt gedaan op de nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat.
4.
Op basis van de in lid 3 en artikel 12 bedoelde informatie stelt de Commissie een lijst van nationale accreditatie-instanties op en werkt deze bij. Deze lijst wordt door de Commissie openbaar gemaakt.
5.
Indien accreditatie niet rechtstreeks door de publieke autoriteiten zelf wordt uitgevoerd, belast de lidstaatt zijn nationale accreditatie-instantie met de uitvoering van accreditatie als activiteit van openbaar gezag en erkent deze formeel.
6.
De verantwoordelijkheden en taken van de nationale accreditatie-instantie worden duidelijk onderscheiden van die van andere nationale autoriteiten.
7.
De nationale accreditatie-instantie werkt zonder winstoogmerk.
8.
De nationale accreditatie-instantie mag geen activiteiten of diensten aanbieden of verrichten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties, geen commerciële adviesdiensten verlenen en geen aandelen bezitten van of op een andere manier financiële of bestuurlijke belangen hebben in een conformiteitsbeoordelingsinstantie.
9.
Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn nationale accreditatie-instantie over passende financiële en personele middelen beschikt die voor de goede uitvoering van haar taken noodzakelijk zijn, waaronder de uitvoering van speciale taken, zoals activiteiten in het kader van Europese en internationale samenwerking op het gebied van accreditatie en activiteiten die nodig zijn ter ondersteuning van overheidsbeleid en die niet zelffinancierend zijn.
10.
De nationale accreditatie-instanties zijn lid van de krachtens artikel 14 erkende instantie.
11.
De nationale accreditatie-instanties creëren en onderhouden passende structuren om te zorgen voor een doeltreffende en evenwichtige betrokkenheid van alle belanghebbenden zowel binnen hun organisatie als binnen de krachtens artikel 14 erkende instantie.