Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht
Artikel 14 Afwijking van het communautaire kwekersrecht
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1994
- Bronpublicatie:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Inwerkingtreding
01-09-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd artikel 13, lid 2, worden landbouwers met het oog op de bescherming van de landbouwproduktie gemachtigd om voor vermeerderingsdoeleinden in het veld, op hun eigen bedrijf het produkt te gebruiken van de oogst die zij hebben verkregen door aanplanting op hun eigen bedrijf van teeltmateriaal van een ras, hybriden of kunstmatig verkregen rassen uitgezonderd, dat onder een communautair kwekersrecht valt.
2.
Lid 1 is alleen van toepassing op landbouwgewassen van:
- a)Voedergewassen:
Cicer arietinum L. — Kekers
Lupinus luteus L. — Gele lupinen
Medicago sativa L. — Luzerne
Pisum sativum L. (partim) — Velderwten
Trifolium alexandrinum L. — Alexandrijnse klaver
Trifolium resupinarum L. — Perzische klaver
Vicia faba — Veldbonen
Vicia sativa L. — Voederwikke
en, voor Portugal, Lolium multiflorum Lam. — Italiaans raaigras
- b)Granen:
Avena sativa — Haver
Hordeum vulgare L. — Gerst
Oryza sativa L. — Rijst
Phalaris canariensis L. — Kanariegras
Secale cereale L. — Rogge
X Triticosecale Wittm. — Triticale
Triticum aestivum L. emend. Fiori et Paol. — Tarwe
Triticum durum Desf. — Durumtarwe
Triticum spelta L. — Spelt
- c)Aardappelen:
Solanum tuberosum — Aardappelen
- d)Olie- en vezelhoudende gewassen:
Brassica napus L. (partim) — Koolzaad
Brassica rapa L. (partim) — Raapzaad
Linum usitatissimum — Lijnzaad met uitzondering van vlas.
3.
Om uitvoering te geven aan de in lid 1 bedoelde afwijking en om de rechtmatige belangen van de kweker en van de landbouwer te beschermen, worden voor de inwerkingtreding van deze verordening in krachtens artikel 114 op te stellen uitvoeringsbepalingen voorwaarden vastgelegd aan de hand van de volgende criteria:
- —
voor zover noodzakelijk voor de behoeften van het bedrijf van de landbouwer, mag voor dit bedrijf geen kwantitatieve beperking gelden;
- —
het oogstprodukt mag door de landbouwer zelf of via voor hem verrichte diensten worden verwerkt voor aanplanting, onverminderd bepaalde beperkingen die de Lid-Staten inzake de organisatie van de verwerking van het oogstprodukt kunnen opleggen, met name om ervoor te zorgen dat het produkt vóór verwerking identiek is aan het produkt na verwerking;
- —
kleine landbouwers hoeven geen vergoeding aan de houder te betalen; als kleine landbouwers worden beschouwd:
- —
voor de gewassen van lid 2 van dit artikel waarop Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1) van toepassing is, landbouwers die niet verbouwen op een oppervlakte die groter is dan de oppervlakte die nodig zou zijn om 92 ton graan te produceren; voor de berekening van de oppervlakte is artikel 8, lid 2, van genoemde verordening van toepassing;
- —
voor de overige in lid 2 van dit artikel genoemde gewassen, landbouwers die voldoen aan vergelijkbare geschikte criteria.
- —
andere landbouwers moeten aan de houder een billijke vergoeding betalen die aanmerkelijk lager is dan het bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van hetzelfde ras in hetzelfde gebied; deze billijke vergoeding kan in de loop van de tijd in hoogte variëren, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin voor het betrokken ras gebruik wordt gemaakt van de afwijking bedoeld in lid 1;
- —
het toezicht op de naleving van het in of krachtens dit artikel bepaalde valt onder de uitsluitende bevoegdheid van de houders; bij het organiseren van dit toezicht kunnen zij niet voorzien in bijstand door officiële instanties;
- —
relevante informatie wordt aan de houders, op hun verzoek, verstrekt door landbouwers en loonwerkers; relevante informatie kan tevens worden verstrekt door officiële instanties die bij het toezicht op de landbouwproduktie betrokken zijn, indien die informatie bij de normale uitoefening van hun taak, zonder extra werk of kosten, is verkregen. Met betrekking tot persoonsgegevens doen deze bepalingen geen afbreuk aan communautaire of nationale rechtsregels inzake de bescherming van personen ten aanzien van de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens.
Voetnoten
PB nr. L 181 van 1.7.1992, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1552/93 (PB nr. L 154 van 25.6.1993, blz. 19).