Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 62 De hoogte van de vervolguitkering van de WGA-uitkering
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
19-06-2013, Stb. 2013, 236 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken: 33556)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-08-2013, Stb. 2013, 261 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Mate van arbeidsongeschiktheid
1.
De vervolguitkering van de WGA-uitkering bedraagt per kalendermaand: G × H waarbij:
G staat voor het uitkeringspercentage, bedoeld in artikel 61, zesde lid; en
H staat voor het minimumloon per maand of het maandloon in het geval het minimumloon per maand hoger is dan het maandloon. Indien niet over een volledige kalendermaand recht op een uitkering bestaat bedraagt het minimumloon, bedoeld in de eerste zin, de uitkomst van het aantal dagen in de desbetreffende kalendermaand waarover recht op een uitkering bestaat gedeeld door het totaal aantal dagen in de desbetreffende kalendermaand vermenigvuldigd met het minimumloon. Bij het bepalen van het aantal dagen worden de zaterdagen en zondagen buiten beschouwing gelaten.
2.
De vervolguitkering bedraagt voor een verzekerde die woont buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het op grond van het eerste lid vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar de verzekerde woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100.
3.
Voor de toepassing van de Toeslagenwet ten aanzien van de verzekerde, bedoeld in het tweede lid, bedraagt het minimumloon het op grond van het tweede lid op hem van toepassing zijnde percentage van het minimumloon, bedoeld in die wet. Ten aanzien van die verzekerde worden de bedragen, genoemd in de artikelen 2 en 8 van de Toeslagenwet, vastgesteld op het in de eerste zin bedoelde percentage van deze bedragen.
4.
Artikel 61, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
De hoogte van de vervolguitkering wordt voor de verzekerde:
- a.
die na het ontstaan van recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk ziek is geworden, en
- b.
voor wie als gevolg van de toepassing van artikel 43, onderdeel a, onder 1°, geen tweede recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat omdat de eerste dag van de wachttijd is gelegen op een dag dat al recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat of indien op die eerste dag het recht op een dergelijke uitkering herleeft;
gedurende de periode dat, in het geval hij wel recht zou hebben gehad op een loongerelateerde uitkering en in het geval dat de hoogte van de loongerelateerde uitkering hoger zou zijn geweest dan de hoogte van de vervolguitkering zoals die op grond van het eerste tot en met vierde lid is vastgesteld, vastgesteld op de hoogte van die loongerelateerde uitkering.