Einde inhoudsopgave
Wet op de Europese ondernemingsraden
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 15-11-2011
- Bronpublicatie:
07-11-2011, Stb. 2011, 521 (uitgifte: 14-11-2011, kamerstukken: 32705)
- Inwerkingtreding
15-11-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-2011, Stb. 2011, 521 (uitgifte: 14-11-2011, kamerstukken: 32705)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
In deze wet wordt verstaan onder:
- a.
betrokken staat: een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
- b.
richtlijn: de richtlijn nr. 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PbEG 2009 L 122);
- c.
een communautaire onderneming: een onderneming, die sinds twee jaar in ten minste twee betrokken staten elk gemiddeld ten minste 150 werknemers en in de betrokken staten samen gemiddeld ten minste 1000 werknemers heeft, tenzij zij behoort tot een communautaire groep;
- d.
een communautaire groep: het geheel van ondernemingen bestaande uit een moederonderneming als bedoeld in artikel 2 en de onderneming of ondernemingen waarover zij de zeggenschap uitoefent en waarvan:
- 1°
ten minste twee ondernemingen in verschillende betrokken staten zijn gevestigd en
- 2°
sinds twee jaar ten minste een onderneming gemiddeld ten minste 150 werknemers in een betrokken staat en een andere onderneming gemiddeld ten minste 150 werknemers in een andere betrokken staat heeft en
- 3°
alle ondernemingen tezamen sinds twee jaar gemiddeld ten minste 1000 werknemers in de betrokken staten hebben;
- e.
grensoverschrijdende aangelegenheden: aangelegenheden die voor de gehele communautaire onderneming of voor de gehele communautaire groep van belang zijn, of voor ten minste twee ondernemingen of vestigingen van een communautaire onderneming of een communautaire groep in twee verschillende betrokken staten;
- f.
hoofdbestuur: in het geval van een communautaire onderneming: het bestuur van deze onderneming; in het geval van een communautaire groep: het bestuur van de moederonderneming, bedoeld in artikel 2;
- g.
informatieverstrekking: het verstrekken van gegevens over grensoverschrijdende aangelegenheden door het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau aan werknemersvertegenwoordigers, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat werknemersvertegenwoordigers zich een grondig oordeel kunnen vormen over de gevolgen en, desgewenst, raadpleging met het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau kunnen voorbereiden;
- h.
raadpleging: het instellen van een dialoog en de uitwisseling van standpunten over voorgestelde maatregelen tussen het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau en werknemersvertegenwoordigers, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat werknemersvertegenwoordigers in staat zijn op basis van de verstrekte informatie over voorgestelde maatregelen ten aanzien van grensoverschrijdende aangelegenheden waarmee de raadpleging verband houdt, binnen een redelijke termijn advies uit te brengen, waarmee rekening kan worden gehouden bij het nemen van het besluit.
2.
Indien een communautaire onderneming haar woonplaats of zetel buiten de betrokken staten heeft, wordt als hoofdbestuur aangemerkt:
- a.
een daartoe door de communautaire onderneming aangewezen persoon, belast met de feitelijke leiding van een van haar vestigingen binnen een betrokken staat, dan wel, bij gebreke van zodanige aanwijzing:
- b.
degene of degenen die zijn belast met de feitelijke leiding van de vestiging die het grootste aantal werknemers heeft in één betrokken staat.
3.
Indien de moederonderneming, bedoeld in artikel 2, haar woonplaats of zetel buiten de betrokken staten heeft, kan zij als haar vertegenwoordiger aanwijzen het bestuur van een groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen de betrokken staten. Bij gebreke van zulk een aanwijzing wordt het bestuur van de groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen de betrokken staten die het grootste aantal werknemers heeft in één betrokken staat, als zodanig aangemerkt.
4.
Handelen of nalaten door het hoofdbestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e onderscheidenlijk het derde lid, wordt toegerekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die de communautaire onderneming of de moederonderneming onderscheidenlijk de in het derde lid bedoelde groepsonderneming in stand houdt.