Einde inhoudsopgave
Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
17-04-2019, Stb. 2019, 173 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35073)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
1.
Voor elke tunnel, alsmede voor elke tunnel ten aanzien waarvan de bouw overwogen wordt of die in aanbouw is, is er één tunnelbeheerder en één veiligheidsbeambte.
2.
De tunnelbeheerder is verantwoordelijk voor het beheer van de tunnel. De beheerder van de weg voor zover die in de tunnel ligt of zal liggen, of een andere rechtspersoon aan wie het wegbeheer voor de in de tunnel gelegen weg is of zal worden opgedragen, is tunnelbeheerder. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de taken van de tunnelbeheerder.
3.
De veiligheidsbeambte wordt aangewezen door de tunnelbeheerder, nadat het bevoegd college van burgemeester en wethouders met deze aanwijzing heeft ingestemd. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van veiligheidsbeambte geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar. De veiligheidsbeambte coördineert voor de organisatie van de tunnelbeheerder alle preventieve en veiligheidsmaatregelen ter verzekering van de veiligheid van de tunnelgebruikers en het tunnelpersoneel. De veiligheidsbeambte is voor de uitoefening van de bij of krachtens deze wet aan hem opgedragen taken onafhankelijk.
4.
Indien de tunnelbeheerder afwijkt van een advies van de veiligheidsbeambte gegeven krachtens deze wet, maakt de tunnelbeheerder zijn gemotiveerde afwijking van dat advies openbaar.
5.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de taken van de veiligheidsbeambte.