Einde inhoudsopgave
Besluit Deelnemingsvrijstelling
8.14.3.2 Staken en gehele/gedeeltelijke voortzetting
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2024
- Bronpublicatie:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Inwerkingtreding
21-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Allereerst merk ik op dat er pas sprake is van staken als de gehele onderneming is gestaakt. Omdat het begrip ‘onderneming’ in dit verband ruim moet worden geïnterpreteerd, betekent dit dus ook dat eventuele beleggingsactiviteiten moeten zijn gestaakt.
Daarnaast hoeft er naar mijn mening bij twijfel geen gedeeltelijke voortzetting te worden aangenomen:
- 1.
als de voortgezette activiteiten ten opzichte van de onderneming van het ontbonden lichaam kwalitatief bijkomstig en qua omvang gering zijn:
- −
‘Kwalitatief bijkomstig’ betekent in dit verband dat het geen speerpuntactiviteit van het concern is die op het moment van liquidatie kwantitatief nog niet veel voorstelt, maar als veelbelovend is aan te merken (wat ook de reden is om deze activiteiten bij de liquidatie niet te beëindigen of te verkopen, maar ergens anders binnen het concern voort te zetten).
- −
‘Qua omvang gering’ betekent in dit verband minder dan 5% van de activiteiten.
- 2.
als de voortgezette activiteiten de functie hebben van voorbereidende of hulpactiviteiten in de onderneming van het ontbonden lichaam. Een voorbeeld hiervan is het onderbrengen van resterende service- c.q. garantieactiviteiten van het ontbonden lichaam ergens anders binnen het concern.
- 3.
door de enkele omstandigheid dat de omzet van de geliquideerde dochter wordt verdeeld door de markt met als gevolg dat een deel daarvan weer aan het concern toevalt. Slechts als een duidelijk meer dan evenredig deel van die omzet toevalt aan het resterende concern, is hieraan enige steun te ontlenen dat sprake is van gedeeltelijke voortzetting binnen concern.
Tot slot merk ik nog op dat houdsteractiviteiten geen aanleiding geven tot het constateren van een voortgezette onderneming voor de toepassing van artikel 13d, veertiende lid, onderdeel b, Wet Vpb. Deze activiteiten hebben hun effect op het liquidatieverlies via artikel 13d, zevende lid, Wet Vpb, en niet via artikel 13d, veertiende lid, onderdeel b j° artikel 13e Wet Vpb.