Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1952. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 24-07-1950
- Bronpublicatie:
29-05-1952, Stb. 1952, 318 (uitgifte: 24-06-1952, kamerstukken: 2486 )
- Inwerkingtreding
14-07-1952, terugwerkend tot: 24-07-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-1952, Stb. 1952, 318 (uitgifte: 24-06-1952, kamerstukken: 2486 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
De op 24 Juli 1950 tot het Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger behorende militairen, die op deze datum nog niet een van de bestemmingen, genoemd in artikel 32 van de ‘Regelingen betreffende militaire aangelegenheden’, II, Hoofdstuk IV, gehecht aan de Overgangsovereenkomst, behorende bij de Mantelresolutie der Ronde Tafel Conferentie, hadden gevolgd — met uitzondering van diegenen, die buiten Indonesië verbleven en bestemd waren af te vloeien in het werelddeel waar zij zich op genoemde datum bevonden — en die met ingang van genoemde datum tijdelijk dienst verrichten bij de Koninklijke landmacht, worden, voor de toepassing van de Pensioenwet voor de landmacht 1922, geacht militairen van de Koninklijke landmacht te zijn zolang zij genoemde dienst verrichten.