Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende Akten
Partijen en gegevens
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1999
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding is tevens gepubliceerd in het Maandbericht van april 1999. Art. 2, het Protocol inzake artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Protocol betreffende de plaats van de zetels van de instellingen, van bepaalde organen en diensten van de Europese Gemeenschappen en van Europol, zijn gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2002, 153).
- Bronpublicatie:
02-10-1997, Trb. 1998, 11 (uitgifte: 22-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2002, Trb. 2002, 153 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Bronnen
Trb. 1998, 11
Trb. 2002, 153
Partijen
Partij | Datum inwerkingtreding | Voorbehoud |
---|---|---|
België | 01-05-1999 | |
Denemarken | 01-05-1999 | |
Duitsland | 01-05-1999 | |
Finland | 01-05-1999 | |
Frankrijk | 01-05-1999 | |
Griekenland | 01-05-1999 | |
Ierland | 01-05-1999 | |
Italië | 01-05-1999 | |
Luxemburg | 01-05-1999 | |
het Koninkrijk der Nederlanden (het Europese deel van Nederland) | 01-05-1999 | |
Oostenrijk | 01-05-1999 | |
Portugal | 01-05-1999 | |
Spanje | 01-05-1999 | |
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland | 01-05-1999 | |
Zweden | 01-05-1999 |
Voorbehouden, verklaringen en bezwaren
1 | Bekrachtiging door Finland onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: Finland erkent de prejudiciële beslissingsbevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zodanig, dat alle nationale gerechtshoven het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kunnen vragen om prejudiciële beslissingen betreffende de geldigheid en interpretatie van bepalingen van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. (vertaling). ’ |
---|---|
2 | Bekrachtiging door Spanje onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K7, van het Verdrag: El Reino de España declara que acepta la competencia del Tribunal de Justicia para pronunciarse con carácter prejudicial con arreglo a lo previsto en el artículo K.7. párrafo 2 y según la modalidad prevista en el apartado a) del párrafo 3 del mismo artículo. El Reino de España se reserva el derecho de establer en su legislación nacional disposiciones con el fin de que, cuando se plantee una cuestión relativa a la validez o a la interpretación de uno de los actos mencionados en el apartado 1 del artículo K.7 en un asunto pendiente ante un órgano jurisdiccional nacional cuyas decisiones no sean susceptibles de ulterior recurso judicial de Derecho interno, dicho órgano jurisdiccional esté obligado a remitir el asunto al Tribunal de Justicia. ’ |
3 | Bekrachtiging door Portugal onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7 van het Verdrag:
. |
4 | Bekrachtiging door België onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: Lors de la signature du Traité d'Amsterdam a déclaré accepter la compétence de la Cour de Justice des CE selon les modalités prévues à l'article K.7 paragraphes 2 et 3: La Belgique, …,… selon les modalités prévues au paragraphe 3 point b). En faisant la déclaration susindiquée, la Belgique …,…, se réserve le droit de prévoir des dispositions dans son droit national pour que, lorsqu'une question sur la validité ou l'interprétation d'un acte visé à l'article K.7 paragraphe 1, est soulevée dans une affaire pendante devant une juridiction nationale dont les décisions ne sont pas susceptibles d'un recours juridictionnel de droit interne, cette juridiction soit tenue de porter l'affaire devant la Cour de Justice. ’ |
5 | Bekrachtiging door Duitsland onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: Die Bundesrepublik Deutschland erkennt die Zuständigkeit des Gerichtshofs der Europäischen Gemeinschaften nach Massgabe des Artikels K.7 Absatz 3 Buchstabe b des Vertrags über die Europäische Union an. Die Bundesrepublik Deutschland behält sich das Recht vor, in ihrem innerstaatlichen Recht zu bestimmen, dass ein nationales Gericht, dessen Entscheidungen selbst nicht mehr mit Rechtsmitteln des innerstaatlichen Rechts angefochten werden können, verpflichtet ist, den Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften anzurufen, wenn sich in einem schwebenden Verfahren eine Frage über die Gültigkeit oder die Auslegung eines Rechtsaktes nach Artikel K.7 Absatz 1 des Vertrags über die Europäische Union stellt. ’ |
6 | Bekrachtiging door Frankrijk onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: La République française déclare accepter la compétence de la Cour de justice des Communautés européennes selon les modalités prévues à l'article 35. paragraphe 3. point b. La République française se réserve, en outre, le droit d'introduire dans son droit national des dispositions aux termes desquelles, lorsqu'une question sur la validité ou l'interprétation d'un acte visé à l'article 35. paragraphe i[lees: paragraphe 1], est soulevée dans une affaire pendante devant celles de ses juridictions dont les décisions ne sont pas susceptibles d'un recours juridictionnel de droit interne, ces juridictions seront tenues de saisir la Cour de justice des Communautés européennes lorsqu'elles estimeront qu'une décision sur ce point est nécessaire pour rendre leur jugement. ’ |
7 | Griekenland heeft een verklaring met betrekking tot artikel K.7 van het Verdrag afgelegd, inhoudende dat zij de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b, aanvaardt. |
8 | Bekrachtiging door Italië onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: L'Italia dichiara di accettare la competenza della Corte di Giustizia delle Comunità Europee secondo la modalità previste dall'articolo K.7, paragrafo 3 punto b). Nel formulare la dichiarazione sopra indicata l'Italia si riserva il diritto di prevedere delle disposizioni nella propria legislazione nazionale che nel caso in cui una questione concernente la validità o l'interpretazione di un atto di cui all'articolo K.7, paragrafo 1, sia sollevata in un giudizio pendente dinnanzi ad una giurisdizione nazionale avverso cui le decisioni non possa proporsi ricorso giurisdizionale di diritto interno, tale giurisdizione dovrà adire per tale questione la Corte di Giustizia. ’ |
9 | Op 21-04-1999 heeft de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7 van het Verdrag afgelegd: De regering van het Koninkrijk der Nederlanden verklaart met betrekking tot artikel K.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat elke rechterlijke instantie in Nederland het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag betreffende de geldigheid en de uitlegging van kaderbesluiten en besluiten, over de uitlegging van op grond van Titel VI vastgestelde overeenkomsten en over de geldigheid en de uitlegging van uitvoeringsmaatregelen, die wordt opgeworpen in een bij haar aanhangig gemaakte zaak, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis. Tevens verklaart de regering van het Koninkrijk der Nederlanden dat Nederland zich het recht voorbehoudt in het nationale recht te bepalen dat een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden is een vraag die in een bij die instantie aanhangige zaak wordt opgeworpen in verband met de geldigheid of uitlegging van een besluit als bedoeld in artikel K.7, lid 1, voor te leggen aan het Hof van Justitie. ’ |
10 | Bekrachtiging door Luxemburg onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: Par la présente, je vous reconfirme la déclaration faite par le Grand-Duché de Luxembourg lors du Coreper du 18 septembre 1997 par laquelle il a déclaré accepter la compétence de la Cour de Justice des Communautés européennes selon les modalités prévues à l'article K7, paragraph 3 (point B) du Traité d'Amsterdam. En faisant la déclaration sus-indiquée, le Grand-Duché de Luxembourg s'est réservé le droit de prévoir des dispositions dans son droit national pour que, lorsqu'une question sur la validité ou l'interprétation d'un acte visé à l'article K7, paragraphe 1, est soulevée dans une affaire pendante devant une juridiction nationale dont les décisions ne sont pas susceptibles d'un recours institutionnel de droit interne, cette juridiction soit tenue de porter l'affaire devant la Cour de Justice. ’ |
11 | Bekrachtiging door Oostenrijk onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: Die Republik Österreich erklärt unter Bezugnahme auf Artikel K.7 Absatz 2 des Vertrags über die Europäische Union in der Fassung des Vertrags von Amsterdam, dass sie die Zuständigkeit des Gerichtshofs der Europäischen Gemeinschaften für Vorabentscheidungen nach Absatz 1 jenes Artikels anerkennt, und bestimmt entsprechend Absatz 3 Buchstabe b jenes Artikels, dass jedes ihrer Gerichte eine Frage, die sich in einem schwebenden Verfahren stellt und die sich auf die Gültigkeit oder die Auslegung eines Rechtsakts nach Absatz 1 bezieht, dem Gerichtshof zur Vorabentscheidung vorlegen kann, wenn es eine Entscheidung darüber zum Erlass seines Urteils für erforderlich hält. Darüber hinaus behält sich die Republik Österreich im Sinne der von der Konferenz angenommenen Erklärung zu Artikel K.7 das Recht vor, in ihrem innerstaatlichen Recht zu bestimmen, dass ein nationales Gericht, dessen Entscheidungen selbst nicht mehr mit Rechtsmitteln des innerstaatlichen Rechts angefochten werden können, verpflichtet ist, den Gerichtshof anzurufen, wenn sich in einem schwebenden Verfahren eine Frage über die Gültigkeit oder die Asulegung[lees: Auslegung] eines Rechtsakts nach Artikel K.7 Absatz 1 stellt. ’ |
12 | Bekrachtiging door Zweden onder de volgende verklaring met betrekking tot artikel K.7, van het Verdrag: … that in accordance with the new Article K.7 paragraph 2 of the Treaty on European Union Sweden accepts the jurisdiction of the Court of Justice of the European Communities to give preliminary rulings as specified in the new Article K.7 paragraph 1 of the Treaty on European Union and that in accordance with the new Article K.7 paragraph 3(b) of the Treaty on European Union any Swedisch court or tribunal may request the Court of Justice to give a preliminary ruling on a question raised in a case pending before it and concerning the validity or interpretation of an act referred to in paragraph 1 if that court or tribunal considers that a decision on the question is necessary to enable it to give judgment. ’ |