Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 48
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
In geval van overbrenging zullen krijgsgevangenen officieel in kennis worden gesteld met hun vertrek en nieuw postadres; deze mededeling zal hun zo tijdig worden gedaan, dat zij hun bagage kunnen pakken en hun familie waarschuwen.
2.
Hun zal worden toegestaan hun persoonlijke bezittingen, hun correspondentie en de door hen ontvangen pakketten mede te nemen; het gewicht van deze goederen mag, indien de omstandigheden van de overbrenging zulks vereisen, worden beperkt tot hetgeen de krijgsgevangene redelijkerwijze kan dragen; in geen geval mag het gewicht vijf en twintig kilogram te boven gaan.
3.
Correspondentie en postpakketten, aan hun vroeger kamp geadresseerd, zullen hun onverwijld worden nagezonden. De kampcommandant zal, in overleg met de vertrouwensman, de nodige maatregelen nemen om te voorzien in het vervoer van de gemeenschappelijke goederen der krijgsgevangenen en van de bagage welke zij niet kunnen medenemen ten gevolge van beperkingen, opgelegd op grond van het tweede lid van dit artikel.
4.
De vervoerkosten zullen ten laste komen van de gevangenhoudende Mogendheid.