Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
28.2 De (staatloze) Palestijn uit de Palestijnse Gebieden die kort voor indiening van de asielaanvraag in Nederland daadwerkelijk bescherming of bijstand heeft genoten van de UNRWA
Geldend
Geldend vanaf 03-07-2024
- Bronpublicatie:
28-06-2024, Stcrt. 2024, 20771 (uitgifte: 02-07-2024, regelingnummer: WBV 2024/14)
- Inwerkingtreding
03-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2024, Stcrt. 2024, 20771 (uitgifte: 02-07-2024, regelingnummer: WBV 2024/14)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Voor wat betreft de (staatloze) Palestijn die onder het mandaat van de UNRWA valt, is het gestelde in paragraaf C2/3.2.2.1 Vc onder de titel ‘artikel 1D Vluchtelingenverdrag’ van toepassing.
Voor Gaza neemt de IND aan dat UNRWA weliswaar aldaar actief is maar dat zij geen daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden.
Voor de Westelijke Jordaanoever neemt de IND aan dat de UNRWA weliswaar aldaar actief is maar dat zij in het algemeen geen daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden, tenzij er individuele indicaties zijn dat de UNRWA wel voldoende bijstand of bescherming kan bieden aan de (staatloze) Palestijn. Als een (staatloze) Palestijn stelt dat de UNRWA in de Westelijke Jordaanoever niet de levensomstandigheden kan bieden die stroken met de opdracht waarmee zij is belast, vindt een individuele beoordeling plaats als bedoeld in C2/3.2.2.1 Vc.