Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 1018a [Verschijning ter zitting]
Geldend
Geldend van 01-09-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
13-07-2016, Stb. 2016, 290 (uitgifte: 21-07-2016, kamerstukken: 34212)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2017, Stb. 2017, 174 (uitgifte: 04-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
Indien een veelheid aan personen door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen is benadeeld, kan, voordat een zaak aanhangig is, de rechtbank, teneinde een overeenkomst, bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, te beproeven, op verzoek van een stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907, derde lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van de persoon of personen die voor deze gebeurtenis of gebeurtenissen verantwoordelijk worden gehouden, dan wel op verzoek van een van hen, een verschijning ter zitting van deze partijen bevelen.
2.
Het verzoekschrift vermeldt:
- a.
de naam en woonplaats van de verzoeker of verzoekers;
- b.
de naam en woonplaats van de in het eerste lid bedoelde partijen waarvan verschijning wordt verzocht;
- c.
een omschrijving van de gebeurtenis of gebeurtenissen waarop het verzoek betrekking heeft;
- d.
een omschrijving van het geschil of de geschillen die partijen verdeeld houdt;
- e.
een omschrijving van het verzoek.
3.
Indien de rechter het verzoek toestaat, bepaalt hij de plaats, de dag en het uur waarop de verschijning zal plaatsvinden. Verzoekers en andere partijen, die daartoe zijn opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen. Indien een verzoeker of partij als bedoeld in de tweede zin niet verschijnt, kan zij worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeefs aangewende kosten van degenen die wel zijn verschenen.
4.
Bij een verschijning ter zitting kan besproken worden hoe verzoekers en de opgeroepen partijen de totstandkoming van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst zullen trachten te bereiken. Ook kan een andere wijze van beëindiging van geschillen ter zake van de in het eerste lid bedoelde gebeurtenis of gebeurtenissen worden besproken. Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin, is van toepassing.