Speelautomatenbesluit 2000
Artikel 4 [Niet verlenen vergunning]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
25-03-2024, Stb. 2024, 60 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2024, Stb. 2024, 61 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet seksuele misdrijven (20-03-2024, Stb. 59).
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Een aanwezigheidsvergunning voor een hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal wordt niet verleend aan degene die:
- a.
onder curatele staat,
- b.
in enig opzicht van slecht levensgedrag is,
- c.
met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst,
- d.
met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking is gesteld, of
- e.
een gedetineerde is als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Penitentiaire beginselenwet.
2.
Aan degene die wegens misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden door de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten wordt binnen vijf jaar na die veroordeling een vergunning als in het eerste lid bedoeld niet verleend.
3.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid worden gelijkgesteld:
- a.
een onherroepelijke veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke vrijheidsstraf.
4.
Aan degene die bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 450 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, op grond van of wegens of mede wegens overtreding van:
- a.
artikel 36 van de wet;
- b.
- c.
- d.
de artikelen 2 en 5, tweede en vierde lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
- e.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie en binnen vijf jaar na deze veroordeling opnieuw wordt veroordeeld tot een straf als hiervoor bedoeld, wordt een vergunning als in het eerste lid bedoeld niet verleend, totdat vijf jaar zijn verstreken sinds de aan deze laatste veroordeling voorafgaande eerdere veroordeling;
- f.
de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.
5.
Met een veroordeling als bedoeld in het vierde lid wordt gelijkgesteld betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, tenzij de geldsom minder bedraagt dan € 340.
6.
Met een veroordeling tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 450 of meer als bedoeld in het vierde lid wordt gelijkgesteld een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf.
7.
Aan degene die de houder van een aanwezigheidsvergunning voor of bedrijfsleider of beheerder was van een inrichting waarvoor de vergunning onherroepelijk is ingetrokken op grond van artikel 30f, tweede lid, onder b, van de wet of artikel 31, eerste lid, onder c, van de Alcoholwet of die voor tenminste een maand is gesloten op grond van artikel 174 van de Gemeentewet of van een op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgestelde verordening, wordt binnen drie jaar na die intrekking of sluiting een vergunning als in het eerste lid bedoeld niet verleend, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat hem ter zake geen verwijt treft.
8.
De eisen van het eerste tot en met het zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing op bedrijfsleiders en beheerders van een hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal.