Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 2.9 Toediening van bepaalde stoffen met hormonale werking, met een thyreostatische werking alsmede van ß-agonisten
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2023
- Bronpublicatie:
15-09-2023, Stb. 2023, 327 (uitgifte: 06-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-2023, Stb. 2023, 327 (uitgifte: 06-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
Onverminderd het bepaalde bij of krachtens verordening (EU) 2019/6, worden geen stoffen aan een dier toegediend, behalve stoffen voor therapeutische of profylactische doeleinden, dan wel zoötechnische behandeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG[lees: 88/146/EEG en 88/299/EEG] (PbEG 1996, L 125), tenzij uit wetenschappelijke studies naar het welzijn van dieren of uit ervaring is gebleken dat de stof niet schadelijk is voor de gezondheid of het welzijn van het dier.