Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Artikel 161 Verplichtingen van de exploitanten met betrekking tot diergezondheidscertificering voor verplaatsingen van levende producten afkomstig van gehouden runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen en levende producten van pluimvee en gedelegeerde handelingen
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
De exploitanten verplaatsen levende producten afkomstig van gehouden runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen en levende producten van pluimvee slechts naar een andere lidstaat wanneer dergelijke producten vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat dat overeenkomstig lid 3 is uitgereikt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong;
2.
Wanneer levende producten van gehouden dieren mogen worden verplaatst uit een beperkingszone:
- a)
waarvoor ziektebestrijdingsmaatregelen gelden als bedoeld in artikel 55, lid 1, onder f), ii), de artikelen 56, 64 en 65, artikel 74, lid 1, en artikel 79 en in de regels vastgesteld krachtens artikel 55, lid 2, artikel 67, artikel 71, lid 3, artikel 74, lid 4, en artikel 83, lid 2; of
- b)
waarvoor noodmaatregelen gelden, als bedoeld in de artikelen 257 en 258 en in de krachtens artikel 259 vastgestelde regels,
en deze levende producten afkomstig zijn van soorten waarvoor die ziektebestrijdings- of noodmaatregelen gelden, verplaatsen exploitanten die levende producten slechts binnen een lidstaat of van de ene lidstaat naar de andere, indien deze vergezeld gaan van een overeenkomstig artikel 149, lid 1, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong afgegeven diergezondheidscertificaat, tenzij overeenkomstig de in deze alinea bedoelde regels afwijkingen van de verplichting tot diergezondheidscertificering zijn toegestaan.
De bevoegde autoriteit kan besluiten dat een dergelijk certificaat niet hoeft te worden afgegeven voor verplaatsingen van levende producten binnen de betrokken lidstaat, wanneer die autoriteit van mening is dat er een alternatief systeem bestaat dat waarborgt dat de zendingen van dergelijke levende producten traceerbaar zijn en dat die levende producten voldoen aan de diergezondheidsvoorschriften voor dergelijke verplaatsingen.
3.
De exploitanten treffen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat het in lid 1 bedoelde diergezondheidscertificaat de levende producten vergezelt van de plaats van oorsprong tot de plaats van bestemming.
4.
De bevoegde autoriteit geeft op verzoek van een exploitant een diergezondheidscertificaat af voor de verplaatsingen van de in lid 1 bedoelde levende producten, mits aan de geldende voorschriften, bedoeld in hoofdstuk 5 van titel I van deel IV , is voldaan.
5.
Voor de diergezondheidscertificering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde levende producten gelden de artikelen 148, 149 en 150 en de regels vastgesteld krachtens de artikelen 146 en 147 en artikel 149, lid 4, en voor eigen verklaringen betreffende verplaatsingen van levende producten gelden artikel 151, lid 1, en de regels vastgesteld krachtens artikel 151, lid 3.
6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 264 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot afwijkingen van de voorschriften inzake diergezondheidscertificering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wat betreft de verplaatsingen van levende producten van gehouden runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen en levende producten van pluimvee die geen significant risico vormen op verspreiding van in de lijst opgenomen ziekten door:
- a)
de aard van de betrokken levende producten of de diersoort waarvan deze producten afkomstig zijn;
- b)
de methoden voor productie en behandeling die in de inrichting voor levende producten worden toegepast;
- c)
het beoogde gebruik van de levende producten;
- d)
andere getroffen risicobeperkingsmaatregelen voor het soort en de categorie levende producten en de inrichtingen voor levende producten;
- e)
de plaats van bestemming van de levende producten, wanneer die plaats van bestemming zich in de lidstaat van herkomst bevindt maar de levende producten door een andere lidstaat verplaatst worden om hun plaats van bestemming te bereiken.