Einde inhoudsopgave
Comptabiliteitswet 2016
Artikel 4.10 Horizonbepaling bij subsidieregelingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 139 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken: 34426)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2017, Stb. 2017, 253 (uitgifte: 19-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
Staatsrecht / Algemeen
1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder subsidieregeling verstaan een wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling op grond waarvan voor de in die regeling bedoelde activiteiten op aanvraag en met inachtneming van de in die regeling opgenomen voorschriften een subsidie wordt verstrekt, waarop titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en waarvan de verstrekking als een subsidie is aangemerkt in de begroting, bedoeld in artikel 2.1.
2.
Een subsidieregeling bevat een tijdstip waarop de regeling vervalt. Dit tijdstip valt niet later dan vijf jaren na de inwerkingtreding van de regeling. Een subsidieregeling die bij de inwerkingtreding van deze wet geen tijdstip kent waarop de regeling vervalt, wordt voor zover het een wet betreft binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet van een dergelijk tijdstip voorzien.
3.
In afwijking van het tweede lid, tweede volzin, kan een subsidieregeling een tijdstip bevatten waarop de subsidieregeling vervalt, dat is gelegen later dan vijf jaren, doch niet later dan tien jaren, na de inwerkingtreding van de subsidieregeling, indien:
- a.
uit de toelichting van de subsidieregeling blijkt dat het vervallen van de regeling binnen vijf jaren na inwerkingtreding ervan, gelet op de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, afbreuk doet aan de effectiviteit van die activiteiten, en
- b.
door Onze Minister die het aangaat gedurende de looptijd van de subsidieregeling een verslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de subsidie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gezonden.
4.
Een subsidieregeling die een tijdstip als bedoeld in het derde lid bevat, wordt voor zover die subsidieregeling een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling betreft niet eerder vastgesteld dan 30 dagen nadat het ontwerp van die subsidieregeling schriftelijk ter kennis is gebracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
5.
Indien binnen de in het vierde lid genoemde termijn van 30 dagen ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadere inlichtingen vraagt, wordt de subsidieregeling, bedoeld in het vierde lid, niet vastgesteld dan 14 dagen nadat de inlichtingen zijn verstrekt.
6.
Een subsidieregeling die strekt tot het verstrekken van subsidie onder hoofdzakelijk dezelfde voorwaarden voor overwegend dezelfde activiteiten als van een vervallen subsidieregeling als bedoeld in het tweede lid, wordt voor zover die subsidieregeling een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling betreft, niet eerder vastgesteld dan 30 dagen nadat het ontwerp van die subsidieregeling schriftelijk ter kennis is gebracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
7.
Een subsidieregeling die strekt tot wijziging van het tijdstip waarop een subsidieregeling vervalt, wordt voor zover die subsidieregeling een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling betreft, niet eerder vastgesteld dan 30 dagen nadat het ontwerp van die subsidieregeling schriftelijk ter kennis is gebracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.