Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG
Artikel 13 Aansprakelijkheid en bewijslast
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1183 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024/1183)
- Inwerkingtreding
20-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1183 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024/1183)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Informatierecht / Europees informatierecht
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Informatierecht / ICT-recht
1.
Niettegenstaande lid 2 van dit artikel en onverminderd Verordening (EU) 2016/679 zijn verleners van vertrouwensdiensten aansprakelijk voor schade die opzettelijk of uit onachtzaamheid wordt veroorzaakt aan natuurlijke of rechtspersonen vanwege een niet-naleving van de verplichtingen krachtens deze verordening. Natuurlijke of rechtspersonen die materiële of immateriële schade hebben geleden als gevolg van een inbreuk op deze verordening door een verlener van vertrouwensdiensten, hebben het recht schadevergoeding te vorderen overeenkomstig het Unierecht en het nationaal recht.
De bewijslast voor het aantonen van opzet of nalatigheid van een niet-gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten ligt bij de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die zich op de in de eerste alinea bedoelde schade beroept.
Opzet of nalatigheid van een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten wordt vermoed tenzij die gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten bewijst dat de in de eerste alinea bedoelde schade is ontstaan zonder dat er sprake was van opzet of nalatigheid van die gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten.
2.
Indien verleners van vertrouwensdiensten hun klanten van te voren goed informeren over de beperkingen bij het gebruik van de aangeboden diensten en als deze beperkingen voor derden herkenbaar zijn, zijn verleners van vertrouwensdiensten niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door gebruikmaking van diensten die de aangegeven beperkingen overschrijden.
3.
De leden 1 en 2 worden toegepast volgens de nationale voorschriften inzake aansprakelijkheid.