Einde inhoudsopgave
Regeling luchtvaartvertoningen
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2011
- Bronpublicatie:
10-03-2011, Stcrt. 2011, 4720 (uitgifte: 25-03-2011, regelingnummer: IENM/BSK-2011/19643)
- Inwerkingtreding
01-04-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-03-2011, Stcrt. 2011, 4720 (uitgifte: 25-03-2011, regelingnummer: IENM/BSK-2011/19643)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Indien een onderdeel bestaat uit het valschermspringen of dit mede omvat, vindt dat onderdeel plaats in overeenstemming met de Regeling valschermspringen 2010, met dien verstande dat de vertoningdirecteur ervoor zorg draagt dat:
- a.
het landingsgebied niet dichter dan 15 meter bij de publieklijn ligt;
- b.
het landingsterrein zodanig wordt gemarkeerd dat het voor iedere valschermspringer duidelijk herkenbaar is vanaf de hoogte waarop wordt gesprongen;
- c.
radiocontact wordt onderhouden met het toestel waaruit de afsprong plaatsvindt, en
- d.
de afsprong niet plaatsvindt alvorens hij daarmee heeft ingestemd.
2.
De vertoningdirecteur draagt er zorg voor dat van de demonstratietoestellen aan de grond geen propellers, straalmotoren of rotorbladen ronddraaien of aanstaan binnen 250 meter van het doelgebied, zolang een valschermspringer met zijn afdaling bezig is.
3.
Indien vluchten met modelvliegtuigen plaatsvinden, draagt de vertoningdirecteur er zorg voor dat:
- a.
deze plaatsvinden in overeenstemming met de Regeling modelvliegen;
- b.
niet wordt gevlogen met niet bestuurbare modelvliegtuigen;
- c.
zenders en frequenties correct worden gebruikt.
4.
Indien kabelvliegers en kleine ballons worden opgelaten, draagt de vertoningdirecteur er zorg voor dat deze worden opgelaten in overeenstemming met de Regeling kabelvliegers en kleine ballons.