Einde inhoudsopgave
Wet bescherming Antarctica
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 29-01-2015
- Bronpublicatie:
26-04-2012, Stb. 2014, 159 (uitgifte: 30-04-2014, kamerstukken: 32869)
- Inwerkingtreding
29-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-01-2015, Stb. 2015, 21 (uitgifte: 28-01-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een vergunning kan in het belang van de bescherming van het Antarctisch milieu worden geweigerd.
2.
Een vergunning kan worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat de vergunninghouder niet overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde zal handelen.
3.
Een vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:
- a.
de Consultatieve Vergadering, ingesteld op grond van artikel IX, eerste lid, van het verdrag inzake Antarctica, over het betrokken milieueffectrapport een negatief oordeel heeft gegeven;
- b.
onvoldoende zekerheid bestaat dat ernstige nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu kunnen worden voorkomen;
- c.
de maatregelen, bedoeld in artikel 3a, onvoldoende zijn om de gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen;
- d.
het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om gezondheid en veiligheid, opsporing en redding, medische zorg en evacuatie te waarborgen;
- e.
het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om ongevallen met mogelijk nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu te bestrijden.