Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 24a
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 29-12-2005
- Bronpublicatie:
31-01-2011, Stb. 2011, 25 (uitgifte: 10-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-02-2011, terugwerkend tot: 29-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2011, Stb. 2011, 25 (uitgifte: 10-02-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De functionele autoriteit treft zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen en geeft zo tijdig mogelijk zodanige voorschriften als redelijkerwijs nodig is om de rechterlijk ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid wegens ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten.
2.
De maatregelen en voorschriften, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op duurzame reïntegratie in de eigen arbeid of andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van Onze Minister waarbij de resterende mogelijkheden van de ambtenaar volledig worden benut. Indien na overleg tussen de functionele autoriteit en de rechterlijk ambtenaar vaststaat dat de in het eerste lid bedoelde arbeid niet bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van Onze Minister voorhanden is, richten de maatregelen en voorschriften zich op duurzame reïntegratie in passende arbeid buiten dat gezagsbereik.
3.
Zolang duurzame reïntegratie als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, stelt de functionele autoriteit de rechterlijk ambtenaar in de gelegenheid andere passende arbeid te verrichten.
4.
Uit hoofde van zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid, stelt de functionele autoriteit in overeenstemming met de rechterlijk ambtenaar een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO dan wel artikel 25, tweede lid, van de WIA. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de rechterlijk ambtenaar regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
5.
De rechterlijk ambtenaar, die van mening is dat de functionele autoriteit de in het eerste lid bedoelde verplichting niet of onvoldoende nakomt, legt bij zijn verzoek tot nakoming aan de functionele autoriteit een oordeel van het UWV als bedoeld in artikel 32, derde lid, onderdeel b, van de Wet Suwi over. De functionele autoriteit beslist op het verzoek binnen zes weken na ontvangst hiervan en deelt daarbij mee tot welke aanpassingen ten aanzien van de reïntegratieinspanningen het verzoek hem aanleiding geeft.