Einde inhoudsopgave
Wet minimumbelasting 2024
Artikel 12.1 Belastingrente
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2023
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31-12-2023.
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Vakgebied(en)
Minimumbelasting (V)
Fiscaal bestuursrecht / Rente
1.
Met betrekking tot een naheffingsaanslag wordt aan degene ten name van wie de naheffingsaanslag is gesteld belastingrente in rekening gebracht.
2.
De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de laatste dag van de ingevolge artikel 11.1, derde lid, dan wel artikel 14.3, tweede lid, gestelde betalingstermijn en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de naheffingsaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag de nageheven belasting.
3.
Het eerste lid vindt geen toepassing indien de naheffingsaanslag het gevolg is van een verzoek dat is gedaan binnen twee maanden na het einde van de ingevolge artikel 11.1, derde lid, dan wel artikel 14.3, tweede lid, gestelde betalingstermijn voor het verslagjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft. Onder verzoek wordt onder meer verstaan een herziening van een aangifte (suppletie).
4.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voor zover de belasting te laat, doch voordat een naheffingsaanslag is vastgesteld, wordt betaald, behoudens indien de betaling plaatsvindt binnen twee maanden na het einde van de ingevolge artikel 11.1, derde lid, dan wel artikel 14.3, tweede lid, gestelde betalingstermijn. Belastingrente wordt berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de laatste dag van de ingevolge artikel 11.1, derde lid, dan wel artikel 14.3, tweede lid, gestelde betalingstermijn en eindigt op de dag van betaling en heeft als grondslag het bedrag van de te laat betaalde belasting.
5.
6.
Artikel 30ha, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de minimumbelasting, met dien verstande dat daarbij voor ‘3 maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft’ wordt gelezen ‘2 maanden na het einde van de ingevolge artikel 11.1, derde lid, dan wel artikel 14.3, tweede lid, van de Wet minimumbelasting 2024 gestelde betalingstermijn voor het verslagjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft’.