Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 29 Regeling voor onderling overleg
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1993
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1993, 158).
- Bronpublicatie:
18-12-1992, Trb. 1993, 77 (uitgifte: 07-06-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
18-12-1992, Trb. 1993, 77 (uitgifte: 07-06-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-1993, Trb. 1993, 202 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
31-12-1993, Trb. 1993, 202 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan hij inwoner of onderdaan is.
2.
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen of andere procedurele beperkingen in de nationale wetgeving van de Staten, mits de bevoegde autoriteit van de andere Staat binnen zes jaren vanaf het einde van het belastingjaar waarop de aangelegenheid betrekking heeft op de hoogte is gebracht van het bestaan van die aangelegenheid.
3.
De bevoegde autoriteiten van de Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van de Overeenkomst in onderling overleg op te lossen. In het bijzonder kunnen de bevoegde autoriteiten overeenstemming bereiken over:
- a.
dezelfde toerekening van inkomen, aftrekposten, verrekeningen of tegemoetkomingen van een onderneming van een van de Staten aan diens in de andere Staat gevestigde vaste inrichting;
- b.
dezelfde verdeling van inkomen, aftrekposten, verrekeningen of tegemoetkomingen tussen personen;
- c.
dezelfde typering van bepaalde vormen van inkomen;
- d.
dezelfde toepassing van bronbepalingen voor bepaalde vormen van inkomen;
- e.
een gemeenschappelijke betekenis van een uitdrukking;
- f.
verhogingen van de specifieke bedragen waarnaar in de Overeenkomst wordt verwezen teneinde de economische en monetaire ontwikkelingen weer te geven;
- g.
de toepassing van bepalingen uit het nationale recht betreffende straffen, boetes en interest op een wijze overeenkomstig de doelstellingen van de Overeenkomst.
De bevoegde autoriteiten kunnen elkaar tevens raadplegen voor de vermijding van dubbele belasting voor gevallen waarin niet door de Overeenkomst is voorzien.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5.
Wanneer moeilijkheden of twijfelpunten met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst niet opgelost kunnen worden door de bevoegde autoriteiten in een onderlinge overlegprocedure ingevolge de voorgaande leden van dit artikel, kan de aangelegenheid, als beide bevoegde autoriteiten en de belastingplichtige(n) daarmee instemmen, worden voorgelegd voor arbitrage, mits de belastingplichtige er schriftelijk mee instemt te zijn gebonden door de beslissing van de arbitragecommissie. De beslissing van de arbitragecommissie in een bepaalde aangelegenheid is voor die aangelegenheid bindend voor beide Staten. De bepalingen van dit lid zijn van toepassing nadat de Staten zulks zijn overeengekomen door middel van een van diplomatieke-notawisseling.
6.
Wanneer de bevoegde autoriteit van een van de Staten zich ervan bewust wordt dat de wetgeving van een van de Staten is of kan worden toegepast op een wijze die de volledige toepassing van deze Overeenkomst belemmert, stelt deze bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de andere Staat zo snel mogelijk daarvan in kennis. Op verzoek van een van de Staten overleggen de bevoegde autoriteiten met elkaar met het oog op een volledige toepassing van deze Overeenkomst. Het overleg zoals omschreven in dit lid dient aan te vangen binnen zes maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat een kennisgeving deed toekomen aan de bevoegde autoriteit van de andere Staat.