Einde inhoudsopgave
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Artikel 9 [Bevoegdheid tot voorlopige aanhouding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1988
- Bronpublicatie:
10-09-1986, Stb. 1986, 464 (uitgifte: 25-09-1986, kamerstukken: 18129 )
- Inwerkingtreding
01-01-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-10-1987, Stb. 1987, 448 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
1.
Iedere officier van justitie en hulpofficier is bevoegd de voorlopige aanhouding overeenkomstig artikel 8 te bevelen.
2.
De veroordeelde wordt na zijn voorlopige aanhouding binnen vierentwintig uur geleid voor de officier van justitie of hulpofficier die het bevel tot de voorlopige aanhouding heeft gegeven.
3.
De officier van justitie of hulpofficier kan, na de veroordeelde te hebben gehoord, bevelen dat deze gedurende achtenveertig uur, te rekenen van het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering gesteld zal blijven. De hulpofficier geeft van zijn bevel ten spoedigste schriftelijk kennis aan de officier van justitie.
4.
De termijn van inverzekeringstelling kan door de officier van justitie eenmaal met achtenveertig uur worden verlengd.
5.
De veroordeelde kan te allen tijde door de officier van justitie in vrijheid worden gesteld. Zolang de termijn van inverzekeringstelling nog niet is verlengd, komt deze bevoegdheid mede toe aan de hulpofficier die het bevel tot de voorlopige aanhouding heeft gegeven.