Einde inhoudsopgave
Richtlijn 87/540/EEG toegang tot beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren en onderlinge erkenning diploma's, certificaten en andere titels
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 12-11-1987
- Bronpublicatie:
09-11-1987, PbEG 1987, L 322 (uitgifte: 12-11-1987, regelingnummer: 87/540/EEG)
- Inwerkingtreding
12-11-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-1987, PbEG 1987, L 322 (uitgifte: 12-11-1987, regelingnummer: 87/540/EEG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Indien in een ontvangende Lid-Staat aan de eigen onderdanen bepaalde eisen van betrouwbaarheid of van het niet-failliet geweest zijn worden gesteld, erkent deze Lid-Staat voor de onderdanen van de andere Lid-Staten, onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3, als voldoende bewijs de overlegging van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, van een gelijkwaardig document, afgegeven door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of van herkomst van de vervoersondernemer, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2.
Indien een Lid-Staat aan zijn onderdanen bepaalde eisen van betrouwbaarheid stelt, waarvan het bewijs niet door middel van het in lid 1 genoemde document kan worden geleverd, erkent deze Lid-Staat voor de onderdanen van de andere Lid-Staten als voldoende bewijs een door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of van herkomst afgegeven verklaring waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan. Deze verklaringen dienen betrekking te hebben op de nauwkeurig omschreven feiten die in het ontvangende land in aanmerking worden genomen.
3.
Indien het document dat overeenkomstig de leden 1 en 2 vereist is, niet wordt afgegeven door het land van oorsprong of van herkomst, kan het worden vervangen door een door de betrokkene onder ede afgelegde verklaring of een plechtige verklaring ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie of, eventueel, een notaris van het land van oorsprong of van herkomst, die een bewijs afgeeft waarin de aflegging van deze eed of plechtige verklaring wordt bevestigd. De verklaring betreffende het niet-failliet geweest zijn kan eveneens ten overstaan van een bevoegde beroepsorganisatie van hetzelfde land worden afgelegd.
4.
De overeenkomstig de leden 1 en 2 afgegeven documenten mogen bij de overlegging niet langer dan drie maanden voordien zijn afgegeven. Deze voorwaarde geldt ook voor de overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaringen.