Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 5.33 Vermindering bekostiging voor kosten van wachtgelduitkeringen; gebruik burgerservicenummer door Minister
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Redactionele toelichting
Dit artikel is nog niet in werking getreden voor wat betreft de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
- Bronpublicatie:
11-11-2021, Stb. 2021, 548 (uitgifte: 15-11-2021, kamerstukken: 35606)
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet (30-09-2020, Stb. 379).
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Op de bekostiging, bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, artikel 5.15, eerste lid, en artikel 5.32, brengt Onze Minister een bedrag in mindering in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, en een bedrag in verband met uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid aan gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vaststelling van dit bedrag. Deze regels kunnen daarbij voorzien in:
- a.
onderscheid in verband met de datum waarop gewezen personeel is ontslagen;
- b.
onderscheid in verband met de beslissing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend op 31 december 2006; en
- c.
verdeling van de kosten, bedoeld in het eerste lid, over enerzijds de bevoegde gezagsorganen gezamenlijk en anderzijds afzonderlijke bevoegde gezagsorganen en samenwerkingsverbanden, waarbij de scholen of scholengemeenschappen die onderdeel zijn van een verticale scholengemeenschap hiervan kunnen worden uitgezonderd.
3.
Het bevoegd gezag verstrekt Onze Minister op zijn verzoek het burgerservicenummer van een gewezen personeelslid van de school.
4.
Onze Minister kan het burgerservicenummer van een persoon die behoort tot gewezen personeel als bedoeld in het eerste lid, uitsluitend in het kader van het bepaalde bij of krachtens het eerste lid gebruiken in het verkeer met:
- a.
het bevoegd gezag van de school waar deze persoon werkzaam was; of
- b.
de instantie die de uitkeringen verstrekt of heeft verstrekt.