Einde inhoudsopgave
Algemene landsverordening Landsbelastingen [Sint Maarten]
Artikel 62 [Procedure]
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2016
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel is gebaseerd op de tekst uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa. Zaken die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijziging in Sint Maarten aanhangig waren bij de Raad van Beroep voor belastingzaken gaan van rechtswege en in de fase waarin de zaak zich bevindt, over naar het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tegen de vaststelling van de voorlopige of de definitieve handelswaarde, welke vaststelling vóór het moment van inwerkingtreding van deze wijziging heeft plaatsgehad, kan belanghebbende binnen drie maanden na dagtekening van de beschikking een met reden omkleed beroepschrift worden ingediend bij de het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.
- Bronpublicatie:
16-03-2016, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2016, 14 (uitgifte: 18-03-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2016, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2016, 18 (uitgifte: 29-04-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Een verzoek om inlichtingen van een bevoegde autoriteit van een andere staat wordt door de Minister in behandeling genomen. De Minister kan de andere staat de inlichtingen verstrekken die zij vraagt en die voor haar van belang kunnen zijn bij de heffing en invordering van belastingen, bedoeld in artikel 1, of daarmee overeenkomende belastingen.
2.
De Minister stelt degene ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is gedaan schriftelijk in kennis van zijn besluit tot inwilliging hiervan en geeft daarbij een omschrijving van de te verstrekken inlichtingen, onder de vermelding van de bevoegde autoriteit van wie het verzoek afkomstig is.
3.
Aan de inwilliging van een verzoek wordt, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten, niet eerder uitvoering gegeven dan na twee maanden na de verzending van de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid.
4.
Indien dringende redenen daartoe aanleiding geven, kan de Minister de verzending van de kennisgeving uitstellen tot ten hoogste vier maanden na de dagtekening van zijn besluit tot inwilliging van het verzoek.
5.
Tegen een besluit als bedoeld in het tweede lid staat voor degene ten aanzien van wie een verzoek is gedaan, beroep open bij het Gerecht. De bepalingen van de artikelen 31 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat degene ten aanzien van wie het verzoek om inlichtingen is gedaan binnen dertig dagen na de dagtekening van het afschrift van de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, in beroep kan komen
6.
Aan verzoeken ten behoeve van een onderzoek naar strafbare feiten met betrekking tot belastingen of daarmee verband houdende feiten, wordt niet voldaan zonder overleg met de Minister van Justitie.