Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1807 inzake een kader voor het vrije verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens in de Europese Unie
Artikel 5 Beschikbaarheid van gegevens voor bevoegde autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1807)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1807)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Informatierecht / ICT
1.
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om met het oog op de uitvoering van hun taken om toegang tot gegevens te verzoeken en deze te verkrijgen overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht. De toegang tot gegevens mag bevoegde autoriteiten niet worden geweigerd op grond van het feit dat de gegevens in een andere lidstaat worden verwerkt.
2.
Wanneer een bevoegde autoriteit geen toegang tot gebruikersgegevens krijgt nadat zij hierom heeft verzocht, en indien er op grond van het Unierecht of internationale overeenkomsten geen specifiek samenwerkingsmechanisme bestaat voor de uitwisseling van gegevens tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten, mag die bevoegde autoriteit overeenkomstig de in artikel 7 uiteengezette procedure om bijstand van een autoriteit in een andere lidstaat verzoeken.
3.
Wanneer een verzoek om bijstand met zich brengt dat de aangezochte autoriteit zich toegang moet verschaffen tot gebouwen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van dataverwerkingsapparatuur en -media, dient zulks te gebeuren met inachtneming van het Unierecht of het nationale procesrecht.
4.
De lidstaten mogen overeenkomstig het Unie- en nationale recht voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor de niet-nakoming van een verplichting om gegevens te verstrekken.
In het geval van rechtsmisbruik door een gebruiker mogen de lidstaten ten aanzien van die gebruiker, rekening houdend met de belangen van de betrokken partijen, strikt evenredige voorlopige maatregelen nemen, wanneer dit wordt gerechtvaardigd door de spoedeisendheid om toegang te verkrijgen tot de gegevens. Indien een voorlopige maatregel de relokalisatie van gegevens gedurende meer dan 180 dagen vanaf het begin van de relokalisatie oplegt, wordt deze binnen de periode van 180 dagen aan de Commissie meegedeeld. De Commissie bestudeert de maatregel en de verenigbaarheid ervan met het Unierecht zo spoedig mogelijk en neemt in voorkomend geval de nodige maatregelen. De Commissie wisselt informatie over ervaringen op dit gebied uit met de in artikel 7 bedoelde centrale aanspreekpunten van de lidstaten.