Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2022/2523 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie
Artikel 49 Beginstadium van de vrijstelling van MNO-groepen en omvangrijke binnenlandse groepen van de IIR en de UTPR
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2023, L 13).
- Bronpublicatie:
15-12-2022, PbEU 2022, L 328 (uitgifte: 22-12-2022, regelingnummer: 2022/2523)
- Inwerkingtreding
23-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2022, PbEU 2022, L 328 (uitgifte: 22-12-2022, regelingnummer: 2022/2523)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Tarief
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht / Algemeen
1.
De bijheffing die verschuldigd is door een in een lidstaat gevestigde uiteindelijke moederentiteit overeenkomstig artikel 5, lid 2, of door een in een lidstaat gevestigde tussenliggende moederentiteit overeenkomstig artikel 7, lid 2, indien de uiteindelijke moederentiteit een uitgesloten entiteit is, wordt tot nul verminderd:
- a)
in de eerste vijf jaar van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep, niettegenstaande de vereisten van hoofdstuk V;
- b)
in de eerste vijf jaar, met ingang van de eerste dag van het verslagjaar waarin de omvangrijke binnenlandse groep voor het eerst onder de toepassing van deze richtlijn valt.
2.
Wanneer de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep in een jurisdictie van een derde land is gevestigd, wordt de overeenkomstig artikel 14, lid 2, door een in een lidstaat gevestigde groepsentiteit verschuldigde bijheffing tot nul verminderd in de eerste vijf jaar van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep, niettegenstaande de vereisten van hoofdstuk V.
3.
Een MNO-groep wordt geacht in het beginstadium van zijn internationale activiteit te verkeren indien, voor een verslagjaar:
- a)
zij in niet meer dan zes jurisdicties groepsentiteiten heeft, en
- b)
de som van de nettoboekwaarde van de materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep die gevestigd zijn in alle jurisdicties behalve de referentiejurisdictie, niet meer dan 50 000 000 EUR bedraagt.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea wordt onder referentiejurisdictie de jurisdictie verstaan waar de groepsentiteiten van de MNO-groep de hoogste totale waarde van materiële activa hebben in het verslagjaar waarin de MNO-groep aanvankelijk onder de toepassing van deze richtlijn valt. De totale waarde van de materiële activa in een jurisdictie is de som van de nettoboekwaarden van alle materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep die in die jurisdictie zijn gevestigd.
4.
De in lid 1, punt a), en lid 2 bedoelde periode van vijf jaar vangt aan bij het begin van het verslagjaar waarin de MNO-groep aanvankelijk onder de toepassing van deze richtlijn valt.
Voor MNO-groepen die onder de toepassing van deze richtlijn vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in lid 1, punt a), bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2023.
Voor MNO-groepen die onder de toepassing van deze richtlijn vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in lid 2 bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2024.
Voor omvangrijke binnenlandse groepen die onder de toepassing van deze richtlijn vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in lid 1, punt b), bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2023.
5.
De in artikel 44 bedoelde aangewezen indienende entiteit stelt de belastingdienst van de lidstaat waarin zij is gevestigd, in kennis van de aanvang van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep.