Einde inhoudsopgave
Besluit winstallocatie vaste inrichtingen 2022
Bijlage Voorbeeld met betrekking tot de uitwerking van de capital allocation approach en fungibility approach
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2022
- Bronpublicatie:
14-06-2022, Stcrt. 2022, 16683 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000143421)
- Inwerkingtreding
02-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2022, Stcrt. 2022, 16683 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000143421)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
bij het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen
Dit voorbeeld is opgenomen ter illustratie van de capital allocation approach en fungibility approach. Het doel van de gehanteerde methode is de allocatie van eigen en vervolgens vreemd vermogen aan de vaste inrichting.
Het generale lichaam kent de volgende balans:
Er dienen in het kader van de eerste stap van de AOA activa aan de vaste inrichting te worden toegerekend. Stel dat op basis van de analyse van de significant people functions de toewijzing van de activa aan de vaste inrichting resulteert in activa voor een bedrag van 200. In dat geval dient daarna financiering ter grootte van 200 te worden gealloceerd aan de vaste inrichting. Het is de vraag welk deel daarvan uit eigen vermogen en welk deel uit vreemd vermogen dient te bestaan ter bepaling van de arm’s-lengthrentelast van de vaste inrichting.
Bij de uitwerking van dit voorbeeld wordt onderscheid gemaakt tussen twee situaties. In beide situaties mag worden aangenomen dat de vaste inrichting dezelfde kredietwaardigheid heeft als het generale lichaam.
Situatie 1:
In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de verrichte activiteiten, gebruikte activa en gelopen risico’s van de vaste inrichting volledig vergelijkbaar zijn met die van het generale lichaam. Toepassing van de capital allocation approach zou er dan toe kunnen leiden dat er naar rato van de waarde van de activa eigen vermogen toegerekend moet worden aan de vaste inrichting (in dit geval 200/400 * 150 = 75). Het toe te rekenen vreemd vermogen bedraagt in dat geval 125 (200 – 75).
De balans van de vaste inrichting ziet er dan als volgt uit.
De rentelast zal berekend worden naar rato van het toegerekende vreemd vermogen van 125. Aangezien de verrichte activiteiten en gebruikte activa van de vaste inrichting hetzelfde risicoprofiel hebben als die van het generale lichaam, ligt het voor de hand dat bij toepassing van de fungibility approach ook circa 50% van de rentelasten van het lichaam dient te worden toegerekend aan de vaste inrichting.
Situatie 2:
In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de verrichte activiteiten en gebruikte activa van de vaste inrichting een lager risicoprofiel hebben dan die van het generale lichaam. Stel dat toepassing van de capital allocation approach tot de conclusie leidt dat 1/3 deel van het eigen vermogen van het lichaam aan de vaste inrichting dient te worden toegerekend, dan dient aan de vaste inrichting een eigen vermogen te worden toegerekend van 50 (1/3 * 150). Het toe te rekenen deel van het vreemd vermogen wordt hierdoor 150 (200 – 50).
De balans van de vaste inrichting ziet er dan als volgt uit.
De rentelast zal berekend worden naar rato van het toegerekende vreemd vermogen van 150. Omdat de vaste inrichting een lager risicoprofiel heeft dan het generale lichaam, dient relatief minder eigen vermogen te worden toegerekend aan de vaste inrichting in situatie 2 en daarmee ook minder dan in situatie 1. De keerzijde daarvan is dat er relatief veel vreemd vermogen aan de vaste inrichting dient te worden toegerekend, waardoor in principe aan de vaste inrichting relatief meer rente wordt gealloceerd.