Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht
Artikel 83 Te betalen rechten
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1994
- Bronpublicatie:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Inwerkingtreding
01-09-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Bureau heft, uit hoofde van zijn in deze verordening bepaalde ambtsverrichtingen, alsook voor elk jaar dat een communautair kwekersrecht geldt, rechten overeenkomstig het in artikel 113 bedoelde reglement inzake te betalen rechten.
2.
Indien rechten die verschuldigd zijn uit hoofde van de in artikel 113, lid 2, genoemde ambtsverrichtingen of uit hoofde van andere in het reglement inzake te betalen rechten genoemde ambtsverrichtingen, waartoe slechts op verzoek moet worden overgegaan, niet worden betaald, wordt de aanvraag, het verzoek of het bezwaar geacht niet te zijn gedaan of gemaakt, indien de voor de betaling van de betrokken rechten vereiste handelingen niet hebben plaatsgevonden binnen een maand na de datum waarop het Bureau een nieuwe aanmaning tot betaling van de rechten heeft betekend, daarbij wijzend op deze gevolgen van het verzuim van betaling.
3.
Indien bepaalde door de aanvrager van een communautair kwekersrecht verstrekte gegevens slechts kunnen worden gecontroleerd aan de hand van een technisch onderzoek dat meer inhoudt dan het technische onderzoek waarin voor rassen van het betrokken taxon is voorzien, kunnen, nadat de betalingsplichtige is gehoord, de rechten uit hoofde van het technische onderzoek tot een zodanig bedrag worden verhoogd dat ze de werkelijke kosten dekken.
4.
Indien diegene die beroep heeft ingesteld, geheel of ten dele in het gelijk wordt gesteld, worden de uit hoofde van het beroep geheven rechten naar gelang van het geval volledig of evenredig terugbetaald. Terugbetaling kan evenwel geheel of ten dele worden geweigerd indien de gunstige afloop van het beroep berust op feitenmateriaal dat op het ogenblik van de oorspronkelijke beslissing niet voorhanden was.