Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/2065 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG
Artikel 60 Gezamenlijke onderzoeken
Geldend
Geldend vanaf 16-11-2022
- Bronpublicatie:
19-10-2022, PbEU 2022, L 277 (uitgifte: 27-10-2022, regelingnummer: 2022/2065)
- Inwerkingtreding
16-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2022, PbEU 2022, L 277 (uitgifte: 27-10-2022, regelingnummer: 2022/2065)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Vermogensrecht / Europees vermogensrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Informatierecht / ICT
1.
De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging kan gezamenlijke onderzoeken starten en leiden, met deelname van een of meer andere betrokken digitaledienstencoördinatoren:
- a)
op eigen initiatief, om een vermeende inbreuk op deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten in verscheidene lidstaten te onderzoeken; of
- b)
op aanbeveling van de digitaledienstenraad naar aanleiding van een verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren die op basis van een redelijk vermoeden beweren dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten een inbreuk heeft begaan die nadelige gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten.
2.
Een digitaledienstencoördinator die aantoont een legitiem belang te hebben bij deelname aan een gezamenlijk onderzoek krachtens lid 1, kan daarom verzoeken. Het gezamenlijk onderzoek wordt afgesloten binnen drie maanden na de instelling ervan, tenzij anders overeengekomen tussen de deelnemers.
De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt zijn voorlopige standpunt over de vermeende inbreuk uiterlijk een maand na afloop van de in de eerste alinea bedoelde termijn mee aan alle digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de raad. In zijn voorlopige standpunt houdt hij rekening met de inzichten van alle overige digitaledienstencoördinatoren die aan het gezamenlijke onderzoek hebben deelgenomen. Indien van toepassing bevat het voorlopige standpunt tevens de overwogen handhavingsmaatregelen.
3.
De digitaledienstenraad kan de zaak verwijzen naar de Commissie krachtens artikel 59, indien:
- a)
de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging zijn voorlopige standpunt niet binnen de in lid 2 vastgelegde termijn heeft meegedeeld;
- b)
de digitaledienstenraad het wezenlijk oneens is met het door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging meegedeelde voorlopig standpunt; of
- c)
de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging niet onverwijld na de aanbeveling van de digitaledienstenraad krachtens lid 1, punt b een gezamenlijk onderzoek heeft gestart.
4.
Tijdens het gezamenlijke onderzoek werken de digitaledienstencoördinatoren te goeder trouw samen, en houden zij waar van toepassing rekening met de aanwijzingen van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de aanbeveling van de raad. De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die deelnemen aan het gezamenlijk onderzoek kunnen, op verzoek of na raadpleging van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, hun in artikel 51, lid 1, bedoelde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen ten aanzien van de aanbieders van tussenhandeldiensten die betrokken zijn bij de vermeende inbreuk, wat betreft informatie en gebouwen die zich op hun grondgebied bevinden.