Einde inhoudsopgave
Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 87a Buitengewoon verlof bij calamiteiten en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 13-09-2002. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-12-2001
- Redactionele toelichting
Paragraaf 4b is ingevoegd. Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 87a vernummerd tot art. 87d.
- Bronpublicatie:
22-07-2002, Stb. 2002, 453 (uitgifte: 12-09-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-09-2002, terugwerkend tot: 01-12-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-07-2002, Stb. 2002, 453 (uitgifte: 12-09-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg wordt aan de militair buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten verleend:
- a.
bij plotselinge ziekte van de echtgenote of echtgenoot van de militair, de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- of aanverwanten in de eerste graad of wanneer een andere noodsituatie, waarvoor de militair onverwijld een voorziening moet treffen, ontstaat: voor de duur benodigd voor de eerste opvang en het treffen van verdere voorzieningen, maar voor ten hoogste één werkdag per zich voordoende situatie;
- b.
bij de bevalling van zijn echtgenote of de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont;
- c.
bij overlijden en lijkbezorging van de echtgenote of echtgenoot van de militair, de persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont of een van zijn bloed- en aanverwanten in de eerste graad: vanaf het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of de crematie en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten;
- d.
bij overlijden van:
- 1°
bloed- of aanverwanten in de 2e graad, dan wel van pleegbroers of -zusters: voor ten hoogste 2 werkdagen;
- 2°
bloed- of aanverwanten in de 3e of 4e graad of een van zijn huisgenoten: voor 1 werkdag,
met dien verstande dat indien de militair is belast met de regeling van de begrafenis, de crematie of van de nalatenschap dan wel van beide, het verlof voor ten hoogste 4 werkdagen kan worden verleend en indien sprake is van bijzondere godsdienstige plechtigheden zoveel werkdagen als benodigd om overeenkomstig de bepalingen van die godsdienst rouwceremoniën te verrichten.
2.
De militair meldt vooraf aan de commandant dat hij het verlof, bedoeld in het eerste lid, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de militair het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan de commandant onder opgave van de reden.
3.
Het verlof, bedoeld in het eerste lid, vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra de commandant aan hem kenbaar maakt dat tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend dienstbelang bestaat, dat het belang van de militair daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
4.
Van een zwaarwegend dienstbelang als bedoeld in het derde lid, is in ieder geval sprake bij het varen, het vliegen en oefeningen en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden als mede de daadwerkelijke inzet van de krijgsmacht en de voorbereiding daarop.
5.
De commandant kan achteraf van de militair verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij geen dienst heeft kunnen verrichten wegens een van de redenen, genoemd in het eerste lid.