Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/29/EU harmonisatie wetgevingen lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukvaten van eenvoudige vorm
Bijlage I Essentiële veiligheidseisen
Geldend
Geldend vanaf 18-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/29/EU)
- Inwerkingtreding
18-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/29/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1. Materialen
De materialen moeten naargelang van het beoogde gebruik van de drukvaten overeenkomstig de punten 1.1 tot en met 1.4 worden gekozen.
1.1. Aan druk onderworpen delen
De materialen die gebruikt worden voor de vervaardiging van de aan druk onderworpen delen:
- a)
moeten lasbaar zijn;
- b)
moeten ductiel en taai zijn, opdat een eventuele breuk bij de minimale bedrijfstemperatuur geen versplintering teweegbrengt of van het brosse type is;
- c)
mogen niet negatief beïnvloed worden door veroudering.
Voor stalen drukvaten moeten de materialen tevens voldoen aan de bepalingen van punt 1.1.1 en voor drukvaten van aluminium of een aluminiumlegering aan die van punt 1.1.2.
Deze materialen moeten vergezeld gaan van een door de producent van het materiaal opgesteld attest, zoals gedefinieerd in bijlage III, punt 3.1, i).
1.1.1. Drukvaten van staal
Niet-gelegeerd kwaliteitsstaal moet aan de onderstaande voorschriften beantwoorden:
- a)
het mag geen onrustig staal zijn en het moet in normaal gegloeide toestand of in een gelijkwaardige toestand worden geleverd;
- b)
per product moet het koolstofgehalte minder dan 0,25 % en moeten het zwavel- en fosforgehalte elk minder dan 0,05 % bedragen;
- c)
het moet de hieronder opgenoemde mechanische producteigenschappen hebben:
- i)
de maximumwaarde van de treksterkte Rm,max moet minder dan 580 N/mm2 bedragen;
- ii)
de rek na breuk moet zijn:
indien het proefstuk in de walsrichting is uitgenomen
dikte ≥ 3 mm,
A
≥ 22 %,
dikte < 3 mm,
A80 mm
≥ 17 %,
indien het proefstuk loodrecht op de walsrichting is uitgenomen
dikte ≥ 3 mm,
A
≥ 20 %,
dikte 3 mm,
A80 mm
≥ 15 %,
- iii)
de gemiddelde breukenergie bij vervorming KCV, bepaald op drie proefstukken in de lengterichting moet bij de minimale bedrijfstemperatuur ten minste 35 J/cm2 bedragen. Slechts één van de drie waarden mag kleiner zijn dan 35 J/cm2, maar in geen geval kleiner dan 25 J/cm2. Indien het staalsoorten betreft die zijn bestemd voor de vervaardiging van drukvaten met een minimale bedrijfstemperatuur die lager is dan - 10 °C met een wanddikte van meer dan 5 mm, moet deze kwaliteit worden gecontroleerd.
1.1.2. Drukvaten van aluminium
Niet-gelegeerd aluminium moet een aluminiumgehalte van ten minste 99,5 % hebben en de in artikel 1, lid 1, onder b), beschreven legeringen moeten bij de maximale bedrijfstemperatuur voldoende bestand zijn tegen interkristallijne corrosie.
Deze materialen moeten bovendien aan de onderstaande eisen beantwoorden:
- a)
in gegloeide toestand worden geleverd;
- b)
de hierna genoemde producteigenschappen hebben:
- —
de maximumwaarde van de treksterkte Rm,max moet minder dan of gelijk aan 350 N/mm2 zijn;
- —
de rek na breuk moet zijn:
- —
indien het proefstuk in de walsrichting wordt uitgenomen: A ≥ 16 %,
- —
indien het proefstuk loodrecht op de walsrichting wordt uitgenomen: A ≥ 14 %.
1.2. Lastoevoegmaterialen
De lastoevoegmaterialen die worden gebruikt voor de vervaardiging van de lassen aan het drukvat of voor de vervaardiging van het drukvat moeten geschikt zijn en verenigbaar met de te lassen materialen.
1.3. Onderdelen die bijdragen tot de sterkte van het drukvat
Deze onderdelen (bv. bouten, moeren enz.) moeten zijn vervaardigd uit het in punt 1.1 aangegeven materiaal, dan wel uit andere soorten staal, aluminium of aluminiumlegering, die geschikt zijn en verenigbaar met de materialen die worden gebruikt voor de vervaardiging van aan druk onderworpen delen.
Laatstgenoemde materialen moeten bij de minimale bedrijfstemperatuur een passende rek na breuk en breukenergie bij vervorming hebben.
1.4. Niet aan druk onderworpen delen
Alle niet aan druk onderworpen delen van gelaste drukvaten moeten zijn vervaardigd uit materialen die verenigbaar zijn met die van de delen waaraan zij zijn gelast.
2. Ontwerp van drukvaten
- a)
Bij het ontwerp van de drukvaten moet de fabrikant het toepassingsgebied van de drukvaten bepalen door de keuze van:
- i)
de minimale bedrijfstemperatuur Tmin;
- ii)
de maximale bedrijfstemperatuur Tmax;
- iii)
de maximale bedrijfsdruk PS.
Indien een hogere minimale bedrijfstemperatuur dan - 10 °C is gekozen, dient bij - 10 °C te worden voldaan aan de eisen met betrekking tot de materiaaleigenschappen.
- b)
De fabrikant dient ook met de volgende bepalingen rekening te houden:
- i)
het moet mogelijk zijn de drukvaten inwendig te controleren;
- ii)
het moet mogelijk zijn de drukvaten te legen;
- iii)
de mechanische eigenschappen moeten behouden blijven gedurende de periode waarin het drukvat overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt;
- iv)
de drukvaten moeten, met inachtneming van hun voorgeschreven gebruik, voldoende tegen corrosie beschermd zijn.
- c)
De fabrikant dient rekening te houden met het feit dat in de voorgeschreven gebruiksomstandigheden:
- i)
de drukvaten geen belastingen mogen ondergaan die de veiligheid bij gebruik zouden kunnen schaden;
- ii)
de inwendige druk de maximale bedrijfsdruk PS niet blijvend mag overschrijden. Een kortstondige overschrijding met ten hoogste 10 % is echter toegestaan.
- d)
Verbindingen in omtreksrichting en in de lengterichting moeten tot stand worden gebracht met lassen met volledige inbranding of lassen die even doelmatig zijn. Convexe bodems, met uitzondering van halfbolvormige bodems, moeten een cilindrische rand hebben.
2.1. Wanddikte
Indien het product PS × V niet groter is dan 3 000 bar.l, moet de fabrikant één van de in 2.1.1 en 2.1.2 beschreven methoden kiezen om de wanddikte van het drukvat te bepalen; indien het product PS × V groter is dan 3 000 bar.l, of indien de maximale bedrijfstemperatuur hoger is dan 100 °C, moet die wanddikte volgens de in 2.1.1 beschreven methode worden bepaald.
De werkelijke wanddikte van het cilindrische gedeelte en de bodems mag evenwel niet minder dan 2 mm bedragen voor stalen drukvaten en niet minder dan 3 mm voor drukvaten van aluminium of aluminiumlegeringen.
- 2.1.1.Berekeningsmethode
De minimumdikte van aan druk onderworpen delen moet worden berekend met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a)
de in aanmerking te nemen berekeningsdruk mag niet kleiner zijn dan de gekozen maximale bedrijfsdruk PS;
- b)
de toegestane algemene membraanspanning mag ten hoogste gelijk zijn aan de kleinste van de waarden 0,6 RET of 0,3 Rm. Bij het bepalen van de toegestane spanning moet de fabrikant de minimale waarden van RET en Rm gebruiken die door de producent van het materiaal worden gegarandeerd.
Wanneer het cilindervormige gedeelte van het drukvat één of meer via een niet-automatisch procedé aangebrachte lassen in de lengterichting heeft, wordt de dikte, berekend zoals bedoeld in de eerste alinea, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,15.
- 2.1.2.Proefondervindelijke methode
De wanddikte moet zo worden bepaald dat de drukvaten bij omgevingstemperatuur kunnen weerstaan aan een druk die gelijk is aan ten minste vijfmaal de maximale bedrijfsdruk, met een blijvende vervorming in omtreksrichting van niet meer dan 1 %.
3. Fabricagemethoden
Drukvaten moeten overeenkomstig bijlage II, punt 2, 3 of 4, worden vervaardigd en onderworpen aan productiecontroles.
3.1. Voorbereiding van de samenstellende delen
De voorbereiding van de samenstellende delen (vormen en afschuinen enz.) mag geen oppervlaktefouten, scheuren of veranderingen van de mechanische eigenschappen teweegbrengen die de veiligheid van de drukvaten zouden kunnen schaden.
3.2. Lassen van aan druk onderworpen delen
De eigenschappen van de lassen en de daarnaast gelegen zones moeten gelijken op die van de aan elkaar gelaste materialen en moeten vrij zijn van inwendige en/of oppervlaktefouten, die de veiligheid van de drukvaten schaden.
De lassen moeten volgens goedgekeurde lasprocedés worden uitgevoerd door gekwalificeerde lassers of werklieden met het vereiste bekwaamheidsniveau. Deze goedkeuringen en kwalificaties moeten door een aangemelde instantie worden uitgevoerd.
Bovendien moet de fabrikant zich er tijdens de fabricage door passende en adequaat uitgevoerde proeven van vergewissen dat de laskwaliteit gelijk blijft. Over deze proeven wordt verslag uitgebracht.
4. Ingebruikneming van de drukvaten
De drukvaten gaan vergezeld van de in bijlage III, punt 2, bedoelde, door de fabrikant opgestelde handleiding.