Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.99 [Indiening aanvraag]
Geldend
Geldend vanaf 23-05-2018
- Bronpublicatie:
09-04-2018, Stb. 2018, 107 (uitgifte: 19-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-04-2018, Stb. 2018, 107 (uitgifte: 19-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend door de vreemdeling, zijn wettelijk vertegenwoordiger of zijn erkende referent, indien de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling of studie, dan wel voor het verrichten van arbeid als kennismigrant of onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.
2.
Ongeacht het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven, wordt de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zo nodig in afwijking van het eerste lid, ingediend door de vreemdeling of diens wettelijk vertegenwoordiger in persoon:
- a.
indien de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven en evenmin behoort tot een van de in artikel 17 van de Wet of artikel 3.71, tweede lid, bedoelde categorieën;
- b.
in de bij ministeriële regeling te bepalen gevallen.
3.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvraag van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend door tussenkomst van de erkende referent.