Einde inhoudsopgave
Wet primair onderwijs BES
Artikel 6 Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven
Geldend
Geldend vanaf 17-02-2011
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 6 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
03-02-2011, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 33 (uitgifte: 16-02-2011, kamerstukken: 32419)
17-05-2010, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 33 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken: 31959)
- Inwerkingtreding
17-02-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-2011, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 34 (uitgifte: 07-03-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-05-2010, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 34 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken: 31959)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in het Tweede Boek, titel XIV, van het Wetboek van Strafrecht BES jegens een leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 6 van de Wet op het onderwijstoezicht.
2.
Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.
3.
Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.